VERHALEN VAN VERZET BIJ HET NACO-HUISJE.
Het was een mooie dag om te herdenken op 4 mei 2024 en wij deden dat in het Nacohuisje aan de De Ruyterkade 99, aan het IJ in Amsterdam.
Het onderwerp was 'De kindersmokkel met de Lemmerveer: Het verhaal van verzetsvrouw Ada Goossens.'
Wij waren keurig op tijd, maar zagen uit de verte dat er al een flinke rij stond en waar we al bang voor waren bleek bewaarheid te worden: het huisje was vol, er mocht niemand meer bij. Eerlijk gezegd heb ik ons er in moeten 'praten' en gelukkig konden we er na lang soebatten nog in, als we genoegen namen met een staanplaats. Maar natuurlijk! Gelukkig stond ik bij een hoge tafel, waardoor ik aantekeningen kon maken.
Frank Hemminga en Joël Kesnar vertelden het verhaal over deze veerdienst (De Lemmerboot) en verzetsvrouw Ada Goossens.
De moeder van Frank Hemminga heeft in de Joodse crèche gewerkt en Joël Kesnar interviewde de inmiddels 99-jarige Ada, zij redde zijn vader Joseph.
Het Naco-huisje was eigendom van Rederij Koppe en was gebouwd op de steiger van de Lemmerboten waaronder de Jan Nieveen. Nadat de schepen uit de vaart zijn genomen is het karakteristieke huisje sterk verwaarloosd. Gelukkig is dit stukje geschiedenis inmiddels door Stadsherstel in de oude staat hersteld.
Niet alleen werden Joodse baby's vervoerd om onder te laten duiken bij Friese gezinnen, er werden ook, met name in de hongerwinter, baby's vervoerd om aan te sterken in Friesland. Zo lagen er soms wel 100 baby's in het stro. Het moet voor al die moeders moeilijk zijn geweest om hun kind mee te geven, maar het was de enige manier om ze te laten overleven in de hongerwinter. Ze kwamen overal vandaan, het westen leed honger. Ze droegen kaartjes met hun naam en adres, maar ik las ergens dat ze daaraan sabbelden, waardoor die gegevens bijna onleesbaar waren geworden.
De reis was zeker niet zonder gevaar, het was aardedonker en er waren bombardementen.
Vanaf 1942 werden, via de verzetsgroep van Joop Boordman, kinderen uit de Joodse crèche tegenover De Hollandsche Schouwburg met de Lemmerboot naar Friesland vervoerd waar Friese inwoners zich over hen ontfermden, ze brachten daarmee hun eigen leven in gevaar. Hoe moet het geweest zijn voor de ouders om hun kinderen in handen te geven van vreemden. Er werd tijdens de lezing een scène beschreven waarin een moeder zich aan de broekspijpen van een van de wegbrengers liet voortslepen. Zij wilde haar kind bij zich houden, maar haar man gaf de baby mee.
Joël Kesnar vertelde hoe Ada in het verzet terecht was gekomen. Ze was nog erg jong, was leerlinge van het katholieke gymnasium in Haarlem en moest nog eindexamen doen. Haar ouders vonden het eigenlijk niet goed, als goed katholieken voelden zij er niet voor om hun dochter met vaak communistische verzetsmensen te laten omgaan, maar Ada was niet bang uitgevallen en begon met het rondbrengen van brieven en kranten. In juli 1943 moest ze naar melkfabriek De Sierkan in Haarlem en haalde daar een 6-jarig jongetje op dat ze met de trein naar het C.S. In Amsterdam bracht. Ze kocht een kaartje naar Lemmer en ging met hem aan boord. Tot haar verbazing herkende ze diverse mensen op het schip, maar dat liet ze uiteraard niet merken. Ondanks de risico's was ze niet bang en kwam veilig in Lemmer aan. Via een dominee kwam ze in contact met de mensen die adressen voor de onderduik verzorgden. Ze heeft nog veel kinderen naar Friesland gebracht, maar niet met de Lemmerboot, ze bracht ze weg met de trein. Dat was voor haar goedkoop omdat ze na haar examen inmiddels bij de spoorwegen in dienst was getreden. Ze redde ook het leven van de vader van Joël Kesnar, de achtjarige Joseph, door hem naar haar eigen ouders te brengen en dat deed ze door hem op te halen uit de crèche en via de tuin van de naastgelegen kweekschool met lijn negen mee te nemen naar het Centraal Station en zo naar Haarlem. Toen na de oorlog bleek dat zijn beide ouders waren vermoord bleef Joseph bij de familie Goossens wonen.
In het Nacohuisje trof ik o.a. Roel Kingma. Roel en ik hebben tijdens de lezing nog wat aanvullende informatie kunnen geven, zoals over mijn moeder, die in de hongerwinter eten smokkelde met de Lemmerboot. Ze bond vis en paling onder haar kleding, haar vader en broers waren vissermannen. Ook dat was niet zonder gevaar, want bij controle zou ze kunnen worden gearresteerd en in ieder geval zou ze het eten hebben moeten inleveren, waardoor alle moeite voor niets was geweest. Ik heb een oorkonde in bezit met daarop het herinneringskruis voor haar werk voor het Rode Kruis.
Roel en ik vertelden ook over de hofmeester die Duitsgezind was en alles wist, maar nooit ook maar iemand heeft verraden. Hij zou na de oorlog door de directie ontslagen worden maar via een petitie, getekend door vele inwoners van Lemmer, is dat niet gebeurd. Roel zei het zo mooi: de hofmeester nam dan wel een verkeerde 'afslag', maar hij heeft er nooit misbruik van gemaakt.
Roel was later leerling en nog later docent geschiedenis aan de Hervormde Kweekschool. De school heeft onder leiding van haar directeur Van Hulst een grote rol gespeeld in de hulp aan de smokkel van de Joodse kinderen uit de crèche.
Het was een emotionele maar ook mooie middag aan het IJ.
Anneke Koehof.