De kinderen Gobitz
In september 1941 blijkt dat Henriëtte een andere baan heeft gevonden, zij is aan het werk bij de Hollandia fabrieken (Hollandia Kattenburg) tegen een vast loon van 11 gulden per week. Het is niet haar laatste betrekking, in begin 1942 werkt zij nog bij Zegarias in de President Brandstraat 1 III (ik vermoed dat er een nogal slordige schrijffout is gemaakt, op dit adres woonde de kleermaker Asser Schavrien).
Haar broer José Maurice werkt bij de Amsterdamsche Kofferfabriek (Recht Boomssloot) en verdient daar 5 gulden per week. Ook hij heeft nog elders gewerkt en wel bij een bedrijf op de Keizersgracht, als bontwerkerleerling. Om welk bedrijf het gaat is niet helemaal duidelijk, de genoemde naam ‘Lichtblau’ is onbekend (mogelijk foutief overgenomen door de ambtenaar). Het enige bedrijf op de Keizersgracht dat ‘in de bont zit’, is Meijers Bontbedrijf, Keizersgracht 73. Op de woningkaart aangegeven als Bontwerkerij van C. Meijer en Vleeschhouwer.
Deze informatie komt van ‘het rapport’ dat telkens opgemaakt wordt zodra er een nieuw deel van een dossier wordt opgemaakt. In dit geval gaat het om het deel dat opgemaakt is op 31 juli 1942. Vaak gaat om informatie over een voorgaande periode. Dit blijkt ook wel uit de tussenzinnetje t.a.v. Henriëtte en José Maurice: “Hun laatste betrekking voor uitzending”.
De laatste zin van dit rapport is interessant: “De vrouw is met vier nog jonge kinderen, zij vraagt hulp. Woning maakt een keurige indruk, vrouw en kinderen zien er goed verzorgd uit, van weelde is echter geen sprake”
Is Mozes gevlucht?
Mozes die weer kort aan het werk is geweest bij Rabbie, is nu weer werkloos. Een uitkering zit er niet in. Als de ambtenaar van Het Bureau M.S. op bezoek is bij het gezin, blijkt Mozes op 13 oktober te zijn vertrokken naar de werkverschaffing De Bruine Enk te Nunspeet. De steunverlening kan per 15 oktober vervallen!
Wat volgt is op zijn minst een beetje onduidelijk. In het dossier wordt op 29 december 1941 op een ingeplakt briefje genoteerd, dat Mozes is gevlucht uit de werkverschaffing. Wanneer hij gevlucht zou moeten zijn is niet duidelijk. Verder is er een brief van de Directie van de Rijksdienst voor de Werkverruiming gericht aan de Burgemeester van Amsterdam. In deze brief van 17 november 1941 staat dat enkele arbeiders, waaronder Mozes, uit het werkverruimingskamp zijn vertrokken. Zij zullen niet worden geschorst en blijven voor tewerkstelling met huisvesting in hetzelfde kamp aangewezen.