Er draaide een goeie film in het Leidsepleintheater. Ik wilde er met mijn lelijke eend naar toe. Niet om naast me in de bioscoop te zitten natuurlijk. Maar die eend (een Citroën 2CV - Deux Chevaux) startte niet. Verdorie, ik was al aan de late kant. We woonden op de Zeeburgerdijk 141, een benedenhuis, mijn ouders, mijn zus met haar zoontje en ik. Terwijl ik bezig was m’n eend aan de praat te krijgen, zag ik Joke van der Hilst aan komen lopen. Joke woonde ook op de dijk, op nummer 77’. Ik had haar al een paar jaar niet gezien. “Hé wat leuk, Joke,” zei ik als begroeting. Joke was van plan naar een training van Archipel te gaan, want ze wilde weer gaan korfballen.
Omdat we in het verleden een beetje hadden gescharreld, flitste door mijn hoofd dat ik haar wel kon vragen om mee te gaan naar de film. Normaal doe je zoiets niet, ik helemaal niet. Na een beetje twijfelen, zei Joke ja. “Als die eend het echt niet doet, dan moet ik nu wel vervoer hebben,” dacht ik. Mijn zus had een tweede hands Dafje, dat ook voor de deur geparkeerd stond. Ik kon haar Daf gelukkig lenen. Een paar maanden later zou ik die Daf helemaal in de prak rijden, maar dat is een ander verhaal.
En zo gingen we met z’n tweeën naar de film. Het was op een doordeweekse avond. Je kan het je nu niet meer voorstellen om met de auto even naar het Leidseplein te rijden en daar ergens te parkeren. Na afloop van de film gingen we naar een tent boven Lucky Star. De naam ben ik vergeten. We bleven er niet zo lang, want we moesten beiden de volgende dag weer vroeg op.
Het bleef bij een beetje zoenen, maar het was wel het begin van een samenzijn dat al meer dan veertig jaar duurt. Er kwamen twee dochters, die ook op de Zeeburgerdijk zijn opgegroeid, maar dan op nummer 185. Er zijn inmiddels zes kleinkinderen, die Amsterdam slechts kennen van bezoekjes, aan onder andere mijn zus, die nog op de Zeeburgerdijk 183’ woont.
Â