Er liggen veel herinneringen in het al lang afgebroken stenen gebouwtje van Archipel. Dat grensde in de lengte richting aan de Makassarstraat en aan de zandbak aan de andere kant. De achterzijde lag aan de Gorontalostraat. Als je binnenkwam had je rechts een heren en een dames wc, dan klapdeuren en zo kwam je in een zaaltje met zondags tafeltjes waar men voor en na de wedstrijden en in de pauzes wat kwam eten en drinken. Maar er werden ook wekelijkse dansavonden gegeven, waar je officieel een bronzen of zilveren speldje van de Nederlandse Danssportbond kon krijgen. Gerrit Bartels was een van de degenen die lesgaf. Je kwam netjes gekleed in een colbertjasje met een stropdas en de meisjes in een jurk met petticoat.
Doordeweeks waren er avonden van de speeltuinvereniging, die er een bootjesclub had. Daar bouwden jongens bootjes die ze later op het Nieuwe Diep te water lieten. Ik hield me niet bezig met al die dingen, want wij hadden twee keer per week korfbaltraining. Dat vonden we leuker.
In onze juniorentijd organiseerden wij, de eerste korfballende babyboomers, ook feestjes, zowel voor onszelf als ook voor de hele vereniging. Eén avond herinner ik me dat we ons eigen cabaretgroep hadden opgericht. Misschien waren we zelfs nog wel aspirant. We hadden een persiflage gemaakt op het televisieprogramma ‘Een kwartje per seconde’ met als presentator Lou Verburg.
Mijn geheugen werkt zoals bij de meeste mensen. Ik herinner me het beste wat ik zelf die avond gedaan heb. Behalve dat ik die quizmaster imiteerde, deed ik ook een pantomime. Ik volksdanste zogenaamd met een klein en groot persoon. Ik had dat gepikt van Erik Herfst, de man van Jasperina de Jong, die ik dat bij cabaret Lurelei had zien doen. Er waren veel Archipellers aanwezig. Maar ik kan het me juist zo goed herinneren, omdat ome Simon Pafort zo gelachen had en mij na afloop complimenteerde. Een aai over je bol onthoud je meestal beter dan een schop onder je kont, tenminste ik.