Een paar dagen vakantie in Drenthe.
In het dichtstbij zijnde toeristendorp viert de historische vereniging zaterdagmiddag zijn 30 jarig bestaan. Een traditionele dansgroep met prachtige kostuums en originele sieraden treedt op, een antiek ijscokarretje staat te pronk, een paard wordt publiekelijk beslagen. Over het gras van een van de brinken komt een oudere man aangelopen met voorop zijn fiets een geopende koffer met allerlei fournituren. Glazen knopen, stopgaren, drukkers, brandweer bretels, Dubarry nylon kousen, lappen katoen om schorten van te maken voor zware, middelzware en lichte rouw. Jaeger ondergoed, hand gebreide wolletjes (hemdjes), een onderbroek met ingebreid kruisje. Theedoeken, gestreepte tijk die geen veren doorlaat voor kussens , gespen, pick-packknopen,linnen knopen, garen om file d’écosse kousen te stoppen, naalden, spelden. En helemaal onderin een paar lange, beige-bruine, machinaal gebreide meisjeskousen. Dezelfde die ik ook moest dragen.
Vreselijk. Ik was de enige in de hele school die begin jaren 50 nog lange kousen droeg. De gêne als ik mij uit moest kleden voor de gymnastiekles. Iedereen zag het, lange beige-bruine kousen die vastgemaakt werden met jarretelles aan een lijfje, een soort katoenen hemdje dat van voren sloot met knopen en dat werd gedragen over je gewone hemd. Niemand, behalve ik, droeg zoiets.
“Ha, ha, Corrie heeft een corset aan”, spotten mijn klasgenoten.
Dan droeg ik ook nog een wolletje door een van mijn oma’s gebreid van jaegerwol. Een extra hemdje over je gewone hemd, te dragen zolang de “R” in de maand zat. Gênant. Ook daarin leek ik de enige. Geen sprake van dat ik het niet aantrok.En eigenlijk terecht, want ik was en ben een koukleum. Net toen de kousen versleten waren en ik opgelucht dacht ervan verlost te zijn had de manufacturier in de nieuwe buurt nog wat van die kousen op de kop kunnen tikken. Mijn moeder blij. Daar ging ik weer…… “Lekker warm”, zeiden mijn moeder en mijn oma’s. Gepest werd ik ermee. Waarschijnlijk heb ik het nooit durven melden. Het zou ook weinig geholpen hebben. “Als ze je pesten, pest je maar terug… ”Ik heb er geen complex aan over gehouden. Later heb ik het verhaal wel aan mijn kinderen verteld, want je vergeet het niet, evenals de afkeer van de manufacturier die mij maar dom vond omdat ik wel mijn voornaam maar (nog) niet mijn moeilijke achternaam kon schrijven toen ik nog op de kleuterschool zat.
De kousen in de koffer rakelden het verhaal weer op. Ik zag dat de mot aan de kousen had geknaagd. Een glimlach. Een pleister op de wonde, een vorm van genoegdoening.
juni 2016.