Mijn zomerstraat
Hoge bomen, licht en schaduw,
warme muren, waartegen jongens
met knokige knieën zonlicht vangen
om veters te branden
en daarmee de weeïge geur van het
abattoir verdrijven.
Vitrages, stijf en proper, de
voordeur met beslag van koper
Het uiterlijk fatsoen
erin gewreven en gepoetst
De armoe en het ongemak
onder de mat geveegd
De versleten loper met roeden vastgezet
in de lange gang,
bij tijden van regen
als knikkerbaan gebruikt
en de spinnenkast waarin ik bang
zo vaak ben opgesloten
De kille hal met alle deuren
De keuken met haar geuren
van groente van 't seizoen
en het grootste stukje vlees voor pa,
mijn moeder kort van stof in haar
gebloemde keukenschort.
De openstaande keukendeur,
de schaduwrijke tuin, waarin
blauwe hortensia's vol verlangen
een zuchtje wind trachten te vangen
en de was, aan lange lijnen, in gelid,
nauwelijks beweegt.
De bietjes op het aanrecht, want
op maandag altijd, jaar na jaar en
uit de gootsteenkast, de lucht van
zeep en soda en de houten schillenbak.
Dan, eindelijk weer buiten, vliegt mijn
rode diabolo hoger dan de zon.
Anneke Koehof, september 2016
Oorspronkelijk in 2014 geschreven voor 'Schrijvers uit Oost'.
lees ook : De Kwekeling