Mijn ouders waren streng gereformeerd. Wij kinderen mochten niks. Op zondag al helemaal niet, fietsen niet of iets anders. Iedere zondag gingen we naar de Rehobothkerk in de Zacharias Jansestraat. Mijn ouders zaten dan heel zichtbaar naast elkaar op de voorste rij. Ik ging bij m’n broer en zus zitten, boven.
Mijn vader was een dominante man, die bepaalde wat we met ons leven deden. Mijn moeder was er zelden, ze kookte nooit. Koken, wassen, strijken, al die huishoudelijke taken moest mijn oudste zus doen. Ze zette altijd wel iets op tafel, kaantjes van reuzel of een salade met dingen uit de moestuin. Mijn oudste zus ‘mocht’ een naaiopleiding volgen, dat kwam van pas in ons huishouden. Van mijn vijf zussen had mijn vader één duidelijke favoriet, de knapste mocht naar de pabo. Ik had een broer, die moest na zijn militaire dienst in Nederlands-Indië bij bakkerij Schep op de Middenweg werken. Of hij nou wilde of niet. Die broer kreeg eczeem. Later heeft hij zich, net als mijn vader vroeger, via avondstudies opgewerkt tot accountant. Zijn vrouw heeft zich een beetje over mij ontfermd. Mijn eigen moeder deed dat niet.
Een van mijn zussen kreeg op een gegeven moment verkering met een jongen, die was hervormd. Nou, de rapen waren gaar. Mijn vader was altijd erg van het verbieden en het straffen geweest, maar nu gingen we meedoen met die jongen. Opeens gingen we gewoon zeilen op zondag! Verder was er geen plezier. Speelgoed kreeg ik niet, ik speelde met het onderstel van de stofzuiger. Geld was er wel maar het werd nooit uitgegeven aan leuke dingen zoals vakanties of cadeautjes. Mijn vader is later wel een keer met mijn moeder op vakantie geweest naar Italië. Ik ging niet mee. Wel heb ik het huis op stelten gezet.