Omdat er bij mijn hoogbejaarde vader is ingebroken en de deur uit zijn hengsels hangt, blijf ik bij hem overnachten.
Nadat ik hem heb ingestopt, een mummelmondje dat net boven het laken uitpiept, zijn tanden dobberend in een glas op de wastafel, besluit ik ook maar te gaan slapen. Het is een vermoeiende en emotionele dag geweest, er wordt tenslotte niet elke dag ingebroken...
Toch wel wat onwennig, wij woonden oorspronkelijk aan de overkant van de Baweanstraat op 5 hs, probeer ik de slaap te vatten. De deur naar het trappenhuis staat half open, maar mijn vader ligt luid te snurken, die heeft nergens last van.
Ik luister naar de nachtgeluiden uit de straat of eigenlijk naar het ontbreken ervan.
De bank in de huiskamer ligt niet bepaald comfortabel, mijn oude opklapbed is er allang niet meer, nu ook de kleinkinderen te groot zijn voor logeerpartijen.
God ja, dat opklapbed, mijn enige eigen hoekje in een slaapkamer die ik met mijn twee broers deelde, met op mijn stukje muur de afbeeldingen van Galina Ulanova en andere beroemde sterren van het Bolshoiballet. Later verhuisde ik met bed en plaatjes naar een zolderkamertje bij de bovenbuurvrouw. Ik was daar zo bang dat ik het bed eerst naar beneden klapte en daarna keek of er een enge kerel onder lag...
Al jong sliep ik slecht of misschien had ik gewoon weinig slaap nodig, maar het deerde me niet, ik vulde de tijd met lezen bij het licht van een zaklantaarn en ik hoorde de vertrouwde nachtelijke geluiden, die ik me nu als een soort 'schaapjes tellen' tracht te herinneren:
► De laatste tram, Lijn elf, die zo hard door de bocht gierde dat ik zeker wist dat hij een keer uit de rails zou vliegen;
► Zomers het kwaken van duizenden kikkers in de sloten aan het eind van onze straat, waar mijn broers bullekoppies vingen, die in een weckfles op het dressoir werden gezet;
► De hijskranen bij de KNSM, die kreunend en piepend hun lading in of uit de ruimen van de zeeschepen tilden;
► De sonore klank van de scheepshoorn van aankomende of vertrekkende schepen en niet te vergeten het eenzame en droevige geluid van de misthoorn. Ik dacht dan aan de nachtboot uit Lemmer, via de Oranjesluizen op weg naar de De Ruyterkade;
► Het knerpen van ijzeren wielen op het rangeerterrein in de Rietlanden en het diep dreunende bonken van de stootblokken;
► Het muzikale kling- klong, kling-klong van de klinknagels op de scheepswerven aan de Overkant van het IJ, dat bij oostenwind als een carillon over onze buurt werd uitgestrooid;
► Een lallende dronken kerel, vloekend en scheldend omdat hij zijn deur niet kon vinden;
► Vechtende katten, die krijsend uit elkaar stoven na een plens water vanaf een van de veranda's en daarna het dichtslaan van een deur, glasgerinkel, een vloek, ruit gebroken...;
► Een rammelende zak vol zilver en goud over de schouder van Gerrit de Stotteraar, de beruchte inbreker met zijn geruite pet, de nachtelijke angstdroom van menig kind...
Waar nu mensen slapen werd vroeger continu in ploegen gewerkt, dat ging 's nachts gewoon door. Ik vraag me wel eens af of al die slapende mensen weten wat zich hier, aan de randen van Oost, vroeger afspeelde. Zouden de geluiden van toen daar nog hangen en in hun dromen rondzingen? Niets van dat alles hoor ik nog, eigenlijk hoor ik helemaal niets.
Hoewel? Wat is dat fel tikkende geluid, alsof de tak van een boom ononderbroken ritmisch tegen een ruit zwiept, terwijl het helemaal niet waait?
Nu pas valt het me op dat er ongeveer ieder half uur een auto stopt en weer optrekt.
Ik vraag het de volgende ochtend aan mijn vader.
'Oooh', antwoordt hij laconiek, 'dat zijn de buren van hiernaast, die hebben een kamertje waar klanten zich 's nachts voor geld met een zweep laten rammen. Hoe heet het ook alweer, sado...ehhh, sadodinges'.