Jacob Water, de koetsier uit Nibbixwoud, geboren in Venhuizen (NH) was een ondernemend man met - zoals hij zelf altijd zei - twaalf ambachten en dertien ongelukken. Hij werd uiteindelijk brigadier van de Amsterdamse politie en leidde zijn hond Albert op tot een speurhond die beroemd werd.
Het verhaal over de dood van hond Albert ging als volgt: brigadier Water werd opgenomen in het toenmalige Burgerziekenhuis aan de Linneausstraat voor een ontsteking aan zijn been. De eenheid tussen baas en hond was zo groot, ze waren bijna onafscheidelijk, dat er toestemming werd gegeven dat de hond op bezoek mocht bij zijn baasje.
Je gelooft het niet , maar Albert vertrok in zijn eentje van de Archimedesweg voor een bezoek aan zijn baasje en liep dan door de nieuwbouw naar het Burgerziekenhuis. Daar aangekomen opende de portier de deur en zei: ga maar. Albert ging dan naar de eerste verdieping waar de zaalzuster de deur voor hem openhield.
Nadat hij een tijdje op de stoel naast het bed had gezeten kreeg hij het commando om weer naar huis te gaan.
Hij ging dan en keek nog even om bij de deur. Nadat iedereen de omgekeerde weg had vrij gemaakt ging hij weer op weg naar de Archimedesweg.
Op een dag, waarop hij niet op bezoek mocht omdat Ma met de drie dochters ging, bleef hij thuis.
Toen de vrouw des huizes bij terugkomst de hond ging zoeken, trof zij hem dood aan onder het ouderlijk bed. Hij was gestikt in de zakdoek van zijn baasje.
Een triest eind van een beroemde politiehond en dat allemaal in Amsterdam-Oost.
Door vrienden en bekenden werd een graf gemaakt, eerst tegen de voorgevel van het ziekenhuis. Vanwege renovatie en uitbreiding van het ziekenhuis werd het grafzerkje later in het Oosterpark neergezet op de plaats waar hond Albert altijd met zijn baasje trainde.
lees verder:
Elektrische Limonadefabriek Albert