In de vijftiger jaren van de vorige eeuw trok wekelijks een aanzienlijke stoet handelaren over de Bredeweg. De mannen prezen al dan niet luid schreeuwend hun koopwaar aan. Zo herinner ik me een man, die alleen maar “Rose closet” riep en daarmee toiletpapier trachtte te verkopen. Wanneer de vuilnis wagen was geweest, kwam er een man met een bakfiets met twee tonnen langs. In de ene ton zat warm zeepsop waarmee hij de vuilnisbak schoon maakte, in de andere zat water om het sop uit de vuilnisbak te spoelen. Natuurlijk maakte hij alleen de bakken schoon van de mensen die daarvoor betaalden. Ook kwam elke week de schillenboer langs met paard en wagen. Hij scheidde op zijn wagen de schillen van het oude brood.
De schilderachtigste figuur, die ik mij herinner, was melkboer Uppie. Die kwam, geloof ik, een paar keer per week langs met zijn paard en wagen vol geladen met losse melk en andere zuivelproducten uitgezonderd kaas. Uppie, die destijds zijn boerderij had in het nog groene deel van de Watergraafsmeer, had altijd een stoet kinderen achter zich aan. Hij kon ook altijd wel een knechtje gebruiken, die mee hielp zijn klanten te bevoorraden. Vooral tijdens de schoolvakanties verdiende ik bij Uppie graag een paar centen.
Uppie mocht mijn moeder graag. Speciaal voor haar kwam hij altijd naar boven naar twee hoog. Bij ons zette hij nooit de bestelling van mijn moeder in het mandje langs de trap. Hij vond het veel te leuk een praatje met mijn moeder te maken. Waarover die gesprekken gingen weet ik niet meer, maar het zal vaak over het kweken van plantjes geweest zijn, mijn moeder was dochter van een kweker en Uppie teelde op het landje bij zijn boerderij allerlei planten, vooral aardbeien.
Op een dag nam Uppie enkele aardbeienplanten mee voor mijn moeder. Dan kon ze zelf op het balkon heerlijke aardbeien kweken, zei hij. Het was een speciaal ras, Sonja. Veel aardbeien zal mijn moeder niet geoogst hebben, maar de Sonja’s waren altijd wel heel veel lekkerder dan de aardbeien van groenteman Fontein van de Hogeweg.