Als kind heb ik de buurt opgebouwd zien worden. De Populierenweg was nog grasland. In de winter liepen we naar de spoordijk, waar loodsen stonden met groente en kolen. We gingen met de slee de dijk af en gleden helemaal door tot aan de tuintjes van de Vrolikstraat.
Er waren veel kleine winkels in de buurt, waar bijna iedereen vanwege de armoede op de pof kocht. Als je krap zat ging je gewoon bij de volgende winkel poffen. Toen we een keer geen geld meer hadden om onze melkboer af te betalen, zei mijn moeder tegen me: ach, ga jij eens even naar die andere melkboer de lege flessen inleveren, en koop er meteen een pakje boter of een onsje kaas voor. ‘Oh, zitten jullie weer krap?’, zei hij dan.
De meeste winkeliers reden ook rond met een paard en wagen. De visboer had een kar met een dakje waar een olielampje onder hing. Hij riep door de straat: Zeeuwse mosseluh, verse mosseluh, en dan kwamen de mensen aanlopen en schepte hij de vis zo in hun meegebrachte emmertjes.
Tussen al die drukte speelden wij op straat. Als we dieffie met verlos speelden, verstopten we ons in de Bonifatiuskerk op het Kastanjeplein. Ook gingen we aan de lantaarnpalen schommelen. Je had nog van die ouderwetse gietijzeren lantaarnpalen met onder de lantaarn twee stalen stangetjes. Daar bonden we dan een touw aan, je zette je af tegen de paal en draaide in de rondte. Soms haalden we kattenkwaad uit. Belletje trekken of twee voordeuren aan elkaar knopen met een schoenveter.
Als er een verjaardag was, moest ik voor de omes borreltjes per maatje halen in een apothekersfles met een kurk erop. De tantes dronken een advocaatje, en wij kregen bowl en doppinda’s en luisterden naar Snip en Snap op de radio.
Sfeertekening Oosterparkbuurt
Vanwege de armoede kocht iedereen op de pof. En de winkeliers reden rond met paard en wagen.
3078 keer bekeken