In 1940 zat ik volgens mij net niet meer op school. Ik ben al op jonge leeftijd aan het werk gegaan. Ik werkte bij Hollandia-Kattenburg in Amsterdam-Noord. Ook daar ben ik toen nog goed doorheen gerold. In november 1942 werd namelijk de hele fabriek leeggehaald. Ik was die dag toevallig niet aanwezig, want ik was ziek. Mijn zwager, David Kops, werkte daar ook. Hij is toen wel weggehaald. Op dezelfde avond is ook zijn vrouw, mijn zuster Anna, opgepakt en afgevoerd. David had een Engelse moeder en was geboren in Stepny. Zij waren nog maar net getrouwd (15 april 1942) en woonden bij ons in op het Krugerplein.
Ik werkte bij Hollandia-Kattenburg als ‘gummiplakster’. Ik plakte regenjassen, de naden van die jassen werden gelijmd zodat ze niet lekten. Het was echt heel leuk werk hoor. Ik was een jaar of veertien toen ik daar ging werken. Ik verdiende per week ongeveer f. 7,50 per week. Voor die tijd best goed betaald.
Op het werk droeg ik een witte jas, die moest je wel zelf betalen. Omdat ik helemaal naar Amsterdam-Noord moest, had ik wel een tramkaart nodig en natuurlijk ook wat zakgeld. Mijn moeder was volgens mij meer aan me kwijt dan dat ik inbracht. De pont over het IJ was overigens wel gratis.
Ook al werkte ik dan wel, ik was toch eigenlijk nog maar een kind. Als ik denk wat die kinderen van tegenwoordig op hun veertiende of vijftiende allemaal doen, daar was ik toen nog helemaal niet aan toe. Ik was erg groen. Kranten interesseerden mij niet. Ik speelde nog altijd met mijn kleine nichtjes. Die waren niet veel jonger dan ik. Volgens mij was ik een jaar of acht toen het eerste kleinkind werd geboren. Op mijn tiende was ik al drie keer ‘tante’. Die kinderen noemden mij overigens niet zo hoor.
Terug naar de: Inhoudsopgave