Als baby van zes weken oud verhuisde ik begin 1945 naar de Finsenstraat. Ik had toen al een zusje van één jaar en een broertje van twee, en in de tien jaar die we daar gewoond hebben kwamen er nog drie kinderen bij.
Het was een kinderrijke buurt, daar in de Watergraafsmeer waar wij woonden. We speelden in die jaren kort na de oorlog veel buiten op het grote land voor ons huis. Ons huis op nummer 52-1 was groot: 2 kamers op de eerste verdieping met een erker en een keuken, en boven nog eens 3 slaapkamers en een badkamer.
Beneden hadden we erg leuke buren, de familie Schagen. Vader, moeder en 4 kinderen. Mijn vader was gemeenteambtenaar, maar vader Schagen had een aantal bakkerszaken en zij hadden meer geld te besteden dan wij. De slagzin van hun zaken was: ‘Schagen’s bakkerijen, overal in Oost’. Luxeartikelen hadden ze ook! Een filmcamera bijvoorbeeld en een auto. Dat was natuurlijk ook fijn voor ons, de kinderen Van der Wusten.
Op mooie dagen ging de linnen kap van hun kleine Fiat omlaag en een stel van hun kinderen en een of twee van ons gingen achterin zitten, bovenop de linnenplooien. Zo toerden we met lekkere hapjes naar het Gooi. Mevrouw Schagen was tante Hetty voor ons. Als vrouw van een zakenman een echte mevrouw. Maar ook bijzonder en een beetje excentriek. Ze was aanhanger van Rudolph Steiner, vegetariër en ze legde haar baby Marjolijn met blote billetjes op een matje met gaatjes.