Sommige beelden en mensen uit de oorlog staan mij nog altijd bij. Ik weet nog een jongeman die mijn vader in dienst had in zijn schoenenwinkel. Harry was zijn naam. Hij was lang en had blond krullend haar en moest in de oorlog in Duitsland gaan werken. Na de oorlog heb ik hem nog een keer gezien. Zijn ene been was er afgeschoten en hij liep op krukken. Dat maakte op mij grote indruk.
Een ander persoon die ik mij herinner was Mijnheer Van Eik. Hij was een goede kennis van mijn ouders en ik mocht hem heel graag. Op een dag kwam hij eens langs en mijn moeder vond hem er zo goed rond uitzien. Enkele dagen daarna was hij overleden, hij bleek hongeroedeem te hebben. Daar raak je opgezwollen van.
Maar ook een onbekende vrouw net na de bevrijding staat in mijn herinnering gegrift. Nederlandse vrouwen die een Duits ‘vriendje’ hadden werden moffenhoeren genoemd. Na de bevrijding stond op de Middenweg tegenover de Wakkerstraat een Amerikaanse legerauto met een witte ster op het portier. De laadbak was opgebouwd met houtenplanken en met open tussenruimtes bij iedere volgende plank. In de laadbak stond een magere vrouw, ze was gekleed in een lange donkere jas, haar polsen waren met touwen geboeid en om haar middel zaten ook touwen. Die waren weer vastgemaakt aan de planken van de legerauto. Haar kin lag tegen haar borst en ze was helemaal kaalgeschoren, op haar voorhoofd, de zijkanten en bovenop haar hoofd had men met zwarte verf of inkt hakenkruizen aangebracht. Een veelkoppige menigte stond te krijsen en te schreeuwen en maakte met gebalde vuisten dreigende gebaren. Toen we dit zagen liepen mijn vader en ik terug naar huis.