Mijn hele jeugd heb ik op de Zeeburgerdijk gewoond. Als je bij ons in de tuin stond, keek je naar de achterkant van het abattoir. Je kon de onthoofde en ontvelde varkens, achter elkaar hangend aan haken, voorbij zien gaan. Rijen achter elkaar. Je was er aan gewend, ook aan de lucht die bij een noordwestenwind onze kant op kwam. Op maandag kwamen de meeste veewagens langs met koeien, varkens, schapen en soms ook paarden. Ik heb de brug met een houten wegdek nog meegemaakt waar de wagens overheen denderden. Het boerenleven, zo dichtbij. Terwijl aan de overkant op het abattoir korte metten met de dieren werden gemaakt. Op de veemarkt zelf ging alles echt ouderwets, het handjeklap van de veeboeren, dikke sigaar in de mond en een lange kaki-jas aan, onderhandelend over de prijs. Na afloop konden ze een kopje koffie of een neut halen in het koffiehuis dat nu nog steeds met z'n klokkentorentje in het midden van de tot bedrijventerrein omgetoverde veemarkt staat. Het uitladen van de dieren verliep niet altijd even makkelijk. Koeien werden bij hun staart gepakt als ze de schuine, brede loopplank van de vrachtauto niet afwilden. Soms moesten de koeien van de veemarkt de weg oversteken naar het abattoir. Met veel zwaaiende armen werden ze de juiste richting op gedreven. Maar er ontsnapte ook wel eens een koe, die dan een spurt over twee bruggen nam, de Zeeburgerdijk op. Ik nam daarvan eens een foto die de volgende avond in Het Parool stond.