Wij woonden in de Fahrenheitstraat en opa en oma van moeders kant in de straat ervoor, de Reaumurstraat,op nummer 18. Als kind vond ik dat geweldig. Na schooltijd even bij oma langs, want dan kreeg je altijd wel een snoepje.
Opa en oma woonden in een klein huisje zonder bovenburen. In de jaren zeventig werd de buurt ontdekt door huisjesmelkers. Nu was het heel fijn wonen in die omgeving. Er waren twee soorten huizen. De kleine eengezinswoninkjes waar mijn opa en oma er een van huurden en de combinatie benedenwoning en wat wij noemden 1 hoog. Dat waren gescheiden woningen en daar woonden dan twee gezinnen in. Hoogbouw was er niet.
Het was een heel rustige, van alle gemakken voorziene wijk, waarvan je aan alles nog kon zien dat het pas later aan Amsterdam was toegevoegd. Nu nog steeds is het een geïsoleerde wijk waar mensen graag wonen. In de stad en toch het gevoel hebben dat je in een dorp bent.
In die zeventiger jaren probeerden veel opgroeiende jongeren een huisje in de buurt te kopen. Vaak kochten ze dan het bovenhuis erbij en maakten er vervolgens, als de mogelijheid zich voordeed, één woning van.
Het huisje van opa en oma werd ook verkocht. Een buurjongen, ik meen dat zijn achternaam Meijer was, werd de nieuwe eigenaar en hij beloofde mijn grootouders dat zij er tot hun dood in mochten blijven wonen. Een mooie en realistische belofte. Immers, opa en oma waren al ver in de zeventig. Na een paar jaar overleed oma en opa bleef alleen in zijn huisje achter. De hele buurt bekommerde zich om opa en hield een oogje in het zeil.
De buurjongen kwam op een leeftijd dat het aantrekkelijk werd om het huisje van opa te gaan verbouwen en geschikt te maken om er zelf in te gaan. Maar opa bleef zitten waar hij zat. De buurjongen deed zijn belofte gestand. Nooit praatte hij er over. Nooit maakte hij een opmerking dat opa maar op moest krassen. Wel was de afspraak dat hij er als huisbaas geen geld meer in zou steken, maar daar stond tegenover dat opa geen huurverhoging kreeg.
Mijn vader zorgde er altijd voor dat als opa lekkage had of een ander probleem dat het werd opgelost. De buurjongen kocht ondertussen elders in de stad een huis. Toen opa uiteindelijk op 96 jarige leeftijd overleed en het huisje dus vrijkwam, had hij in twintig jaar geen huurverhoging gehad. Opa heeft dan ook nooit meer betaald dan 79 gulden in de maand. De buurjongen heeft het daarna verkocht want zijn andere huis vond hij toch blijkbaar mooier. Ik ben hem er nog altijd erkentelijk voor dat hij mijn grootouders zo goed behandeld heeft.