Ik ben opgegroeid in een groot gezin. Ik heb zeven broers en zusters. In 1946 werd mijn jongste broer geboren. De woningen in de Danie Theronstraat waren niet al te groot. Daarom sliepen we met zijn vieren op een kamer. We sliepen ook wel op zolder trouwens. Misschien mocht dat niet van de woningbouwvereniging, maar mijn moeder was daar gemakkelijk in. Er werden bedden neergezet en slapen maar. Verder was het van “je kop houden”.
Ik heb verder geen speciale herinnering aan ons gezin. We waren in mijn ogen een gewoon huisgezin. Gerrit was wel een stuk ouder. We gingen wel met elkaar om, maar niet dat ik met één van mijn broers of zusters speciaal omging. Mijn jongere broer Mani, van Emanuel, was maar een jaar jonger dan ik. Maar als ik met mijn vrienden op stap ging of wat dan ook, dan mocht hij echt niet mee.
Zo weet ik nog, ik zal een jaar of veertien zijn geweest, dat ik met een aantal vrienden naar de hoeren zou gaan. We vonden dat immens spannend. Mani mocht echter niet van ons mee, volgens ons was hij nog te klein. Hij brullen natuurlijk, huilen en om z’n moeder roepen. Komt mijn moeder op het balkon, die wilde weten wat er aan de hand was. We hadden trouwens best een groot balkon. Zij wilde weten waarom Mani zo moest brullen. Hij riep naar onze moeder dat hij van zijn broer Jaap niet mee mocht naar de hoeren. Wat denk je? Roept mijn moeder: “Ik zal je vijf gulden geven, kan je zelf naar de hoeren.”
We zijn uiteindelijk wel geweest hoor, maar meer dan kijken en dan hard wegrennen was er echt niet bij.
-----------------------------------------
Dit is verhaal nr. 10 uit een serie van 34 verhalen verteld door Jaap Meents.
Voor verhaal nr. 11 ga naar Roy Rogers en Rin Tin Tin
Wilt u een overzicht van al zijn verhalen klik dan linksboven op de naam van de verteller Jaap Meents.