Edo woonde met zijn ouders op de Amsteldijk (op nummer 104 III). Hij was mijn grote vriend die ik al heel lang kende. Ik kende hem langer dan wie dan ook. Hij leeft overigens nog, hij zit in een verpleeghuis in Zwolle.
Een heel bijzonder gegeven is dat hij op bezoek is geweest in mijn onderduik. Dat is niet veel gebeurd, dat een joodse onderduiker bezoek kreeg van een niet-joodse vriend. Maar de familie Mulder (vader, moeder en drie kinderen) was zo goed, die hebben echt de benen uit hun lijf gelopen voor alle Joden die zij kenden. Vader Mulder kende ook veel Joden. Hij werkte als procureur voor twee dames, de dames Roselaar, die een diamanthandel hadden. Die namen ben ik nu even kwijt, maar hun kantoor zat in de Diamantbeurs op het Weesperplein (volgens mij vlak bij het Amstelhotel).
Voor hen heeft hij al het mogelijke gedaan om hun geld veilig te stellen en die mensen erbij! Voor mij heeft hij trouwens ook een onderduikadres geregeld. In het begin, toen dat nog nodig was, heeft hij ook voor geld gezorgd. Maar de pleegouders, de onderduikouders, gaven na twee maanden aan dat het geld niet meer nodig was.
Mijnheer Mulder heeft voor mensen en instanties het geld beheerd, dat aan hem werd overgedragen. Zo kreeg hij bijvoorbeeld het beheer over het geld van het Koperen Stelen Fonds (KSF). Het initiatief voor het KSF kwam van Jan van Zutphen en was bedoeld voor de bestrijding van tuberculose.
Aanvulling Frits
Joodse diamanthandelaren moesten op 16 april 1942 hun anderhalf jaar eerder geregistreerde diamanten in te leveren bij het Rijksbureau voor Diamant. Op 17 april werden zij in de Diamantbeurs gecontroleerd op het bezit van diamanten en gedwongen deze in te leveren. Of het mijnheer Mulder gelukt is de diamanten van de dames Roselaar veilig te stellen is helaas niet bekend. Zie onderstaande foto.
Bron: SAA.