Mijn moeder is Catherina Godefroi, door mijn vader Cato genoemd. Mijn moeder was een engel, ik heb er geen ander woord voor. Ik herinner mij overigens niet dat we ooit iets samen deden of ondernamen. Dat heeft te maken met het feit dat ze altijd moest werken. Mijn moeder deed thuiswerk, zij was werkzaam in de diamantsector. Thuiswerken deed ze vooral toen mijn vader nog leefde. Na zijn overlijden ging ze ook wel buitenshuis werken. Voor zover valt na te gaan, heeft zij tussen 1909 en 1940 altijd gewerkt. Natuurlijk waren er perioden van werkloosheid. Daarnaast valt uit haar kaart van de Algemene Diamant Bewerkers Bond (ANDB) op te maken dat zij vier keer met zwangerschapsverlof (drie weken) is geweest. Naast dit verlof krijgt ze een uitkering van tien gulden.
Ons gezin bestond uit drie kinderen. Een ouder broertje, Frank, is na ongeveer tweeënhalf jaar overleden. Frank is vernoemd naar Frank van der Goes, een geestverwant van mijn vader uit de socialistische beweging. Ik had twee jongere broertjes: Frans en Henri. Frans is vernoemd naar onze oma (Francisca Godefori-de Jong), Henri is vernoemd naar Henri Polak.
Bij ons in woonde ook nog een zekere mevrouw Hegt. Zij ging wel eens met ons naar de bioscoop. Toen we een aantal jaren later verhuisden naar de Sarphatistraat 143 III is zij mee verhuisd.
In de Sarphatistraat woonden twee andere gezinnen bij ons op de trap. Dat was een familie Rabbie en een familie Bolle. Rabbie woonde op twee hoog, Bolle op één hoog.
Aanvulling Frits
Volgens het Digitaal Joods Monument woonde het gezin Rabbie op de bovenverdieping (143 boven). De echtgenote en een kind dat nog thuis woonde hebben de oorlog overleefd.
Van het gezin Bolle is bekend dat de echtgenoot, Godfried Bolle, de oorlog heeft overleefd.