Mijn eerste zaak ben ik begonnen op het Javaplein, op nummer 2. Wijnands, mijn oude baas begreep het niet en vroeg hoe ik dat nou toch kon doen. Ik zei: “Heel eenvoudig, omdat jij het niet doet, we gaan hier naar de knoppen”. Wijnands wilde niet weg uit de Niasstraat. Hij geloofde niet dat het mij zou lukken. Hij dacht echt dat ik blufte. Toch heb ik doorgezet.
Niet zo heel lang daarna, ik denk anderhalf jaar of zo, gebeurde er echt iets heel vervelends. Wijnands kwam naar mij toe en vroeg of ik zijn zaak wilde overnemen. Hij was helemaal naar de knoppen.
Mijn zaakje aan het Javaplein liep goed en ik kwam ook wel wat ruimte te kort. Extra magazijnruimte kon ik dus eigenlijk wel gebruiken. Winkelen in de Niasstraat zou ik sowieso niet. Met Wijnands was het helemaal fout gegaan. Samen met een boekhouder ben ik op een zondagochtend de inventaris gaan opmaken. Wijnands kon het niet opbrengen om bij het tellen aanwezig te zijn. Hij vond het allemaal te emotioneel, zijn zoon ook trouwens. Toen ik nog bij Wijnands werkte deed ik ook al zo’n beetje de balans (dat ging aan het eind van het jaar naar de boekhouder).
De boekhouder met wie ik in de winkel kwam, vroeg: ‘Gaan we tellen, of geloof je mijn laatste balans’. Ik zei dat ik helemaal niks geloofde. Ik zag direct dat er nog niet de helft van de normale inventaris in de winkel stond van wat er had moeten staan. Ik zag het direct, ik had hier jarenlang geteld en had er wel enige kijk op. De schappen waren maar voor de helft gevuld, er klopte niets van. Tellen had geen zin, niet meer. Ik heb een bod gedaan en Wijnands heeft het geaccepteerd.