Wijnands was na de oorlog echt een begrip in de buurt. Maar ongemerkt nam de concurrentie toe. In die naoorlogse jaren werd druk geklust. Overal kwamen toen kleine doe-het-zelf zaakjes. Met de opkomst van die nieuw zaakjes, begon Wijnands een beetje de weg kwijt te raken. Die man had van alles meegemaakt, alles wat hij voordien aanraakte werd goud. Ik had het eerder door dan hij en zei dat we naar een betere locatie moesten uitkijken. We zaten toen nog in de Niasstraat, toch een beetje een achterafbuurtje. Maar Wijnands bleef maar beweren dat iedereen hem wel kende en hem ook wel wist te vinden.
Ik was van mening dat we naar een plek moesten waar meer volk kwam: het Javaplein bijvoorbeeld, of de Molukkenstraat. Zijn reactie was telkens weer: ‘Maar iedereen kan mij’, waarop mijn reactie was: ‘Nee Wijnands, ze konden je’.
Hij werd natuurlijk ook al een daggie ouder en hij bleef stug volhouden dat hij goed zat daar in de Niasstraat. Dat hij ouder werd, bleek ook wel uit het feit dat hij mensen steeds vaker verwees naar mij. Hij zei dan; ‘Ga maar naar Piet, die weet het wel’.
Desnoods een nieuw filiaal op een andere locatie openen, het zat er niet in. Het verkopen en sluiten van het filiaal in de Niasstraat al helemaal niet.
Op een gegeven moment kwam er op het Javaplein een plek vrij. Een plek die ik Wijnands al eerder had aanbevolen. De firma Couton zat daar aanvankelijk, maar het pand stond nu te huur. Opnieuw ben ik toen naar Wijnands gestapt. Hij wilde nog steeds niet, hij deed het niet. Ik heb toen de knoop doorgehakt en vertelde hem: ‘Dan doe ik het, ik begin voor mezelf’. Toen heb ik keurig opgezegd en na een maand of drie, vier ben ik op het Javaplein begonnen.