Ik vertelde al dat onze woning in de Boeroestraat best een ruime woning was. Er was, met andere woorden, ruimte voor meer. Zo kwam het dat er twee kinderen van de oom van mijn moeder kwamen inwonen. Die oom van mijn moeder, een broer van haar vader, was een KNIL militair. Hij heeft In Nederlands Indië het grootste deel van zijn leven gewoond. Hij was getrouwd met een Indische vrouw, zij hadden ook kinderen. Uit verhalen die ik na de oorlog heb gehoord, kwamen zij voor de oorlog regelmatig naar Nederland als die oom verlof had. Die oom is in de Slag om de Javazee omgekomen. De moeder van die kinderen was toen al overleden. Hij is nog wel hertrouwd. Na de oorlog kwam dat gezin in de problemen. Zij zijn daarom naar Nederland gekomen. Omdat mijn moeder ‘de ruimte had’, kwamen mijn neefje en nichtje bij ons wonen. Ik moet er wel bij vertellen dat zij ongeveer even oud als mijn oudste broers waren.
Dat inwonen was verder heel gewoon, zij hoorden er gewoon bij. Ze werkten ook allebei. Zij waren een deel van ons gezin. Voor mijn op één na oudste broer lag dat, in eerste instantie althans, anders. Toen hij in 1949 terugkwam uit Nederlands Indië vond hij het helemaal niks dat die twee bij ons woonden. Hij had het er helemaal mee gehad, met alles wat maar ook met Nederlands Indië van doen had. Hij mopperde dan ook op mijn moeder dat ze die twee in huis had genomen. Mijn moeder had het hem al voor zijn terugkeer laten weten. Zijn antwoord was dat ze er maar voor moest zorgen dat ze het huis uit waren als hij thuis kwam wonen. Dat gebeurde niet en drie maanden later was hij met het achternichtje getrouwd.