Mijn vader was zeeman, volgens de genealogische gegevens was hij ‘vuurstoker ter koopvaardij’. Dat hij regelmatig op zee was, blijkt ook aan de geboortedata van zijn kinderen. Tussen mijn oudere broers en zuster en mij was een groot leeftijdsverschil. Toen hij in augustus 1945 weer terug kwam, werd na verloop van tijd (1n 1949) nog een vijfde kind geboren, mijn jongste broer. Achteraf kan je zeggen dat hij geen van zijn vier eerste kinderen echt heeft zien opgroeien, hij was altijd op zee. Tussen zijn oudste en zijn jongste zat een leeftijdsverschil van 23 jaar.
Toen mijn jongste broertje, Hendrik, werd geboren zaten mijn twee oudste broers in Indië voor ‘hun nummer’. Mijn moeder heeft hen toen geschreven: ‘Als jullie terugkomen dan hebben jullie er een broertje bij’. De reactie van en van mijn broers kwam per kerende post: ‘je bekijkt het maar, ik geloof er niets van’. Mijn moeder was ook niet meer de jongste, ze was 42 of 43. Mijn vader was een paar jaar ouder, hij was 48. Maar dat broertje was dus een feit en hij was er toen zij terugkwamen.
Mijn vader zat op de Grote Vaart, hij was in dienst van de S.M.N. (Stoomvaart Maatschappij Nederland). In die tijd, de jaren dertig, had elke maatschappij zo zijn ‘eigen ritten’. Mijn vader heeft in die jaren veel op Indië gevaren. Mijn jongste broer heeft dat later allemaal uitgezocht. Zo weten we welke reizen hij gemaakt heeft en hoe lang hij weg was. Maar in 1938 was hij toevallig thuis, hij lag aan de wal. Uit de archieven blijkt dat hij op 23 november 1938 een snipperdag wilde. Die heeft hij ook gekregen en zo heeft hij mijn geboorte kunnen aangeven bij de gemeente. Mijn moeder vond het niet zo leuk dat hij zo vaak weg was. Na de oorlog heeft hij daarom niet meer gevaren.