Na mijn conflict met Wijnands ben ik direct op zoek gegaan naar ander werk. Maar niet nadat mijn moeder en Wijnands dezelfde avond (van de dag dat ik dat conflict had) nog met mij het conflict hebben besproken en uitgesproken. Het liefst wilde hij dat ik weer terug kwam. Dat heb ik niet gedaan, toen niet in ieder geval.
De volgende ochtend ben ik naar de bouwplaats gegaan van de Amsterdamse Brug. Ze waren daar namelijk bezig met de pijlers, met het maken van de bekistingen en dergelijke. Ik meldde mij bij een voorman en vertelde dat ik timmerman was en werk zocht. Eigenlijk kon ik direct aan de slag. Hij vertelde mij dat ik zestig gulden ging verdienen. Ik dacht: ‘Nu heb ik eindelijk een maandloon’. Tot die tijd kreeg ik elke week mijn salaris. Maar het ging om zestig gulden in de week. Dat besef drong pas tot mij door toen ik aan het eind van de week mijn loon kreeg. Ik had met andere woorden nog steeds een weekloon, maar wel een heel goed weekloon.
Ruiming Joodse Begraafplaats
Terwijl ik aan het werk was bij de Amsterdamse Brug, werd een deel van de Joodse Begraafplaats ‘geruimd’. Die ruiming van graven was nodig omdat de pijlers midden in dat deel van de Joodse Begraafplaats kwamen te staan. Het was en is een heel herkenbaar punt. Daar waar de oprit naar de brug is, begon de begraafplaats al. Het was langs een groot deel van de Zeeburgerdijk.
Waar nu die grote pijlers staan, stonden vroeger ook boerderijen. Niet alleen de begraafplaats moest worden ‘geruimd’. De boerderijen stonden meer in de richting van het water. Vroeger zat daar ook de schillenboer. Vanuit ons huis aan de Javastraat gekeken, had je aan ‘deze kant’ ook nog volkstuintjes.