Financieel had mijn moeder het niet makkelijk in die oorlogsjaren van 1940-1945. Maar dan helpt het wel als je een grote familie hebt. Zij had veel broers en zusters die haar geholpen hebben. Die broers en zusters waren ook erg dik met elkaar. Daarbij moet je wel beseffen dat veel van mijn ooms, die van moederskant, in Duitsland zaten of in de onderduik. Niet allemaal hebben ze de verplichte werkverschaffing in Duitsland kunnen ontlopen.
Die vrouwen van het gezin Koning konden, in al hun narigheid, toch bij elkaar terecht. Onderling was er veel solidariteit en saamhorigheid. Ze kwamen in die jaren ook veel bij mijn grootmoeder (in de Von Zesenstraat) over de vloer. Ik kan mij nog goed herinneren dat ze ook samen met een handkar de boer opgingen, Noord-Holland in. Het verste verhaal dat ik heb gehoord, is dat ze helemaal naar Zwolle zijn geweest. Ze probeerden van alles om maar aan voedsel te komen. Ze kochten het eten of ruilden met wat maar voor handen was. Dat zijn dingen die ik mij nog voor mij zie, dat ik ze bijvoorbeeld met die kar terug heb zien komen.
Of mijn moeder in de oorlogsjaren, bij afwezigheid van mijn vader, op de een of andere manier steun heeft gekregen van de Sociale Dienst (of de voorloper: Het Bureau voor Maatschappelijke Steun) weet ik niet. Maar het zou mij niet verwonderen. Mijn moeder was best handig in dit soort zaken. Ze is natuurlijk ook voor die tijd veel alleen geweest met de kinderen. Wat dat betreft was mijn moeder echt de baas in huis. Mijn vader vond alles goed, die liet dit soort zaken over aan mijn moeder. Moeder wist de weg! Het is beste mogelijk dat ze voor de oorlog een vorm van steun hebben aangevraagd, het waren toch de crisisjaren.