Eerste opvang
Nadat we bevrijd waren en Auschwitz overleefd hadden, zijn we eerst opgevangen in Zweden. Na een maand of vier zijn we naar Nederland gekomen. In eerste instantie werden we in Groningen opgevangen. Opgevangen in een oude en vieze kazerne. In korte tijd zaten we weer onder de luizen. Samen met een vriendin ben ik toen naar Amsterdam gegaan. Op 26 augustus 1945 waren we in Amsterdam. Samen met haar ben ik toen direct naar mijn oude huisarts gegaan. De huisarts was dokter Leisen in de Pretoriusstraat. Die vond het natuurlijk prachtig dat ik er weer was. Ik vertelde dat ik, net als de vriendin die bij mij was, na de âontvangst en opvangâ in Groningen weer helemaal onder de luizen zat. Die vriendin heette trouwens Beppie. Beppie heb ik voor het eerst ontmoet en leren kennen in Kamp Vught.
Op mijn verhaal over de luizen, kreeg ik van dokter Leisen een grote pot met zalf mee. Zijn vrouw kwam er toen ook bij en die zei, ik zal het nooit vergeten: âJa, maar wel boter bij de visâ. Maar ik kende die uitdrukking helemaal niet. Blijkbaar keek ik zo vreemd dat ze aanvulde met: âIk bedoel geldâ. Maar geld hadden we helemaal niet. Ik heb Beppie toen de pot met zalf gegeven en zei; âWegwezenâ. Zij, Beppie, kon heel hard lopen, we hebben nooit geld gegeven.
Waarom de vrouw van dokter Leisen zo deed, weet ik niet. Misschien omdat er zoveel mensen langs de praktijk kwamen en van alles wilden hebben of kwamen halen. Dat was trouwens de enige keer dat ik in de Transvaalbuurt ben teruggeweest. Tot afgelopen mei 2012 dan. Toen heb ik mijn verhaal gedaan voor âOpen Joodse Huizenâ op de Tugelaweg. Voordien ben ik nooit wezen kijken hoe onze woning er uit zag.