Na de middelbare school had ik een soort tussenjaar. Ik was nog te jong voor de opleiding tot diamantbewerkster. Ik ben toen ‘even’ naar de huishoudschool geweest. Ik was wel oud genoeg om in de leer te gaan bij een naaiatelier. Maar mijn moeder van dat maar niets. Zij vond dat geen alternatief. Zelf was ze er ook niet al te handig in, misschien dat dit ook een rol speelde. Ik weet nog wel dat er heel veel meisjes die richting ingingen. Er waren heel veel naaiateliers zo kort voor de oorlog.
Nee, het atelier, dat zagen mijn ouders niet zitten. Zij hadden ook liever niet dat ik met die meisjes omging. Pas toen ik in februari 1943 in het kamp kwam ( Kamp Vught ), heb ik pas echt gemerkt dat er zoveel meisjes bij een naaiatelier werkten. Kattenburg ( Hollandia Kattenburg ) was een paar maanden eerder leeggehaald door de Duitsers. Daardoor zaten er plotseling heel veel ateliermeisjes in het kamp.
Een werkster
Wat misschien ook een rol meespeelde, was dat we thuis een werkster hadden. Ik denk dat mijn vader, als diamantsnijder, een behoorlijk inkomen moet hebben gehad. Daarom was het mogelijk dat wij een werkster hadden. Lena was onze werkster, zij kwam ’s morgens en in de middag ging ze naar mijn grootmoeder. Behalve haar voornaam weet ik verder niet zoveel van haar. Ik noemde haar altijd Lena. Lena was nog een jonge vrouw, begin twintig denk ik. Ik weet nog wel dat ze verloofd was en dat haar vader het op een gegeven moment niet lager goed vond dat ze bij ons werkte. In de oorlog mocht het trouwens op een gegeven moment toch niet meer. Lena, als niet-joodse, had sowieso niet meer bij ons mogen werken.