Het bezoek aan een speeltuin was voor ons een bijzondere gebeurtenis.
Echt waren alleen die speeltuinen die geld kostten en waar je met je moeder naar toe ging, Van deze gelegenheden herinner ik mij een vijftal: ‘Schollenbrug’, aan het eind van de Weesperzijde bij het begin van de Ringdijk, ‘Schinkelhaven’, aan de Amstelveenseweg tegenover de ingang van het Vondelpark, één middenin dit park, ‘Tolhuis’, aan de overkant van het IJ en ‘’t Vosje’, aan de Zeeburgerdijk, bij het begin van de tegenwoordige Borneostraat, ter plaatse waar zich thans het pompstation bevindt.
‘t Vosje!
Vooral naar deze laatste, een grote, in de diepte gelegen tuin, waar je je reeds geheel ‘buiten’ voelde, gingen wij graag. Behalve schommel, wip en draaimolen, vond men in die oude speeltuin heerlijke geheimzinnige dingen, zoals lachspiegels, elektriseermachientjes en automaten. Het waren in het bijzonder de automaten die onze aandacht trokken. Je kon gewoonweg niet afblijven van die levensgrote en kleurig beschilderde postboden, die een brieventas voor hun buik hadden, waaruit je, na inworp van een dubbeltje, een grote chocola of een doosje met zuurtjes kon halen. Prachtig waren ook de broedende kippen, die tokkelend een met suikererwten gevuld blikken ei legden. Het moeten wel zeer stevige machines zijn geweest, want het is ons nooit gelukt er een kapot te maken of, zonder er een dubbeltje te hebben ingegooid, een versnapering uit te halen.
Naar buiten . . .
Toen wij wat ouder werden, trokken wij er zelf op uit en geraakten de speeltuinen vergeten. Het heimwee naar de horizon had zich van ons meester gemaakt. In het begin strekten onze tochten zich niet al te ver buiten de stad uit, maar etende kwam de eetlust en al gauw wij er niet meer tevreden mee als wij, omkijkend, de torens van de stad nog konden zien.