Films hebben me altijd aangetrokken. In de jaren tachtig ben ik zelfs in de video- en filmbusiness terechtgekomen en zag daarom onnoemelijk veel films. Nog twintig jaar verder terug ging ik een tijdlang elke woensdagmiddag naar Cinetol, toen nog in de Tolstraat, of naar de Uitkijk (het oudste filmtheater van Nederland) aan de Prinsengracht waar veel Franse en Italiaanse films draaiden.
Mijn eerste films zag ik echter in de Van Swindenbioscoop in de Van Swindenstraat, de Bio op de Middenweg of in de Odeon, tegenover molen De Gooijer. Dat waren meestal cowboyfilms of lachfilms met Stan Laurel en Oliver Hardy. Maar een aparte herinnering heb ik aan de films die we in het gymlokaal zagen van de Rijcklof van Goensschool aan de Zeeburgerdijk. Meestal op de laatste dag voor een vakantie. Twee voorstellingen, de eerste voor de lagere klassen en dan voor de hogere klassen, vier, vijf en zes (de huidige groepen zes, zeven en acht).
Ik denk dat het de laatste filmvoorstelling was, voordat we met de grote vakantie zouden gaan en daarna naar de verschillende scholen voor voortgezet onderwijs. De meeste meisjes naar de Huishoudschool op de Polderweg en de jongens naar de Derde Technische (Ambachts)school. Ik mocht naast Nellie Vis zitten, in mijn ogen het knapste meisje van de klas. Ze woonde in de Celebesstraat en haar vader deed iets bij voetbalvereniging Zeeburgia. Meer kan ik me van haar niet herinneren. Alleen dat we bijna de hele film elkaars pink hebben vastgehouden. Ik denk dat we geen van beiden los dorsten laten. Misschien is daar de vonk voor mijn liefde voor films overgesprongen.