Als ik twee hoog uit het raam keek bij mijn oma en opa op de Zeeburgerdijk nummer 3, boven het café, kon je 's avonds soms twee man een putdeksel zien oplichten op de brug. Ze draaiden dan aan een grote dikke stok die aan een ijzeren staaf zat, die ze in het midden van die put hadden gezet. Maar als je onder de brug keek, zag je de sluisdeuren langzaam dichtgaan. Daar werd het Amsterdamse grachtenwater met alle uitwerpselen van duizenden Amsterdammers tegengehouden en kon het niet het Lozingskanaal in. Een simpele naam voor een kanaal, maar wel logisch. Wie vindt het leuk om daarin te zwemmen? Wij dus. Eerst moest ik leren zwemmen. Ik begon in het Vijfcentenbad, maar haalde m'n diploma in het Sportfondsenbad-Oost. Sommige jongens vonden het prachtig om zich te laten meeslepen met die vaak diep in het water liggende baggerschuiten, zich even met blubber in te smeren en helemaal grijs terug het water in te duiken. Je schrok inderdaad wel eens als je een klein drolletje langs zag drijven. Maar op dagen dat je met warm weer lekker in het water zwom, dacht je daar niet aan. In onze tuin, over het muurtje hangend, kon je ook de bootjes voorbij zien komen, die op weg waren naar het Nieuwe Diep, het IJ of door de Oranjesluizen naar het IJsselmeer. Het gemaal op de Zeeburgerdijk pompte het water door het Lozingskanaal en wij zwommen er in, visten er uit en keken er naar.
Het Lozingskanaal
Je schrok inderdaad wel eens als je een klein drolletje langs zag drijven.
9652 keer bekeken