Dat ik met Jules ben getrouwd (op 5 augustus 1942), speelde nog van voor zijn functie bij de Ordedienst. Hij had te horen gekregen dat als hij getrouwd was, hij niet naar Polen zou hoeven. We zijn toen heel snel getrouwd met wel 22 andere stellen tegelijk. Dat was ergens in de Plantage Middenlaan, in een of ander hok. Er was ook een oude man bij van 72 jaar, hij trouwde met zijn vriendinnetje van 22. Die zijn ook allebei weggehaald.
We zijn ’s morgens om elf uur getrouwd en ’s middags om drie uur moest Jules weer naar Westerbork. Hij heeft nog wel even overwogen om te blijven, maar hij is toch maar teruggegaan. Achteraf maar goed ook, anders waren wij ook weggehaald. Als hij was gebleven, was ik niet gaan werken. Nu ben ik de volgende dag ’s morgens vroeg opgestaan. Ik heb mijn moeder nog gedag gezegd. Ik wilde ook mijn vader nog gedag zeggen, maar mijn moeder zei dat ik hem maar moest laten slapen. Hij was nog erg moe van alle toestanden.
Toen ik dezelfde dag in de avond thuiskwam, waren mijn ouders weggehaald. Ik had overdag al de bakker gebeld. Hij woonde bij ons op de hoek. Ik had gehoord dat er een razzia bij mij in de buurt gaande was. Hij, de bakker, zei: ‘Ja, de razzia is inmiddels wel voorbij, maar je ouders zijn weggehaald’.
Jules zat na ons huwelijk eerst nog een periode in Westerbork. Daarna kreeg hij dat baantje bij de Ordedienst. Hij is toen nog een week of drie elke dag thuis geweest. Na die drie weken moest hij opnieuw naar Westerbork. Toen heb ik tegen hem gezegd: ‘Je gaat maar alleen, want ik ga niet mee, dan ga je maar solo, mij krijgen ze niet vrijwillig’. We hebben toen de keuze gemaakt om onder te duiken.