Kort nadat we naar de Transvaalkade zijn verhuisd, ging ik ook naar school. Ik ging naar de President Steynschool in de Laing’s Nekstraat. Veel kan ik mij er niet meer van herinneren, het is dan ook al meer dan 80 jaar geleden dat ik naar school ging. Ik weet nog wel dat ik, toen ik naar de zesde klas ging, een meester had die tegen zijn pensioen aan zat. Volgens mij was het meester Morris. Hij zat dan voor de klas om les te geven, als hij zo af en toe in slaap viel. Dat moet je natuurlijk niet hebben bij een klas. Dan zeiden wij als klas heel hard: ‘Hè’. Hij schrok daar wakker van en hij ging verder met de les. Het gevolg was wel dat ik aan het eind van de zesde klas een twee had voor taal en rekenen. ‘Maar ja’, zei hij toen: ‘jij gaat toch naar de spinazie academie’. Ik had anders misschien wel moeten blijven zitten. Ik ging uiteindelijk naar de vakschool voor industrienaaisters.
Ik heb naderhand veel bijgeleerd. Ik schrijf misschien wel betere brieven dan mijn zoon (die is advocaat). Ik heb in mijn leven heel wat brieven geschreven: aan ministers, aan kranten en andere ingezonden stukken. Die twee op mijn rapport was toch echt zijn schuld: hij had zitten slapen. Mijn klas bestond uit wel veertig kinderen. Het waren drie rijen naast elkaar met elk twee kinderen in een bank. Elke rij bestond uit zeven banken. Jongens en meisjes zaten samen in een klas, maar niet naast elkaar in een bank.
Na de lagere school ben ik naar de Industrieschool voor Naaisters gegaan. Die zat geloof ik in de Overamstelstraat, een zijstraat van de Amstel (dit moet de Marcusstraat zijn, ook een zijstraat van de Amstel, aanvulling F.Slicht). Het was een driejarige opleiding, ik heb daar goed leren naaien.