Als kind mocht ik niet op straat spelen, want er reed een bus door de straat. We mochten daarom niet voor de deur spelen. Die bus ging trouwens verder via het Pretoriusplein naar het Krugerplein.
Van de winkels in de straat kan ik mij niet veel herinneren; ik was vijf jaar oud toen we verhuisden uit de Pretoriusstraat. Wel weet ik nog, dat als we de deur uitgingen en de kant van de Linnaeusstraat opliepen, dat er een drogist zat. Daar heb ik voor mijn moeder een keertje een half pond zachte zeep moeten halen. Dat was van die groene, zachte zeep. Ik kreeg een dubbeltje mee en liep naar mijnheer Beerends, de drogist, toe om de zeep te halen. Mijnheer Beerends moet toen gedacht hebben leuk te zijn. Hij zei: ‘Nou moet je straks als je thuiskomt wel even proberen of de zeep goed is. Je moet dan een beetje van de zeep in je oogjes doen’. Ik zal toen een jaar of vier zijn geweest. Thuis gekomen, heb ik inderdaad een lik zeep in mijn ogen gesmeerd. Dat was brullen natuurlijk! Mijn moeder wilde natuurlijk weten wat er aan de hand was. Ik vertelde het verhaal van mijnheer Beerends. ‘Verdomme nog aan toe’, zei mijn moeder. Ze is naar mijnheer Beerends gegaan en heeft hem de huid vol gescholden. Ik herinner het mij alsof het gisteren is gebeurd.
NB de naam Beerends wordt in de diverse advertenties ook wel met één 'e' gespeld (Berends).