Ik had een goed contact met mijn tante Liesbeth, ook al zei ze niet veel. Ik zat altijd bij haar in de keuken als ze bezig was. Ik had een bepaalde binding met haar, het was een goeie stilte tussen ons.
In 1942 moesten de jongemannen vanaf 16 jaar zich melden (zie: anti-joodse maatregelen).
Op 26 juni krijgt de Joodse Raad de aanzegging voor het begin van de deportaties. Mijn neef Sjakie (Isaäc) was net 16 jaar geworden. Met de naam Beesemer was hij net als mijn oom Bernard Barend, die 26 jaar was en ongetrouwd, één van de eersten die weg moest. Zij hebben zich moeten melden, zo ging dat in 1942. Zij werden eerst ‘opgevangen’ in Westerbork. Mijn neef Isaäc en mijn oom Bernard zijn kort na hun aankomst in Auschwitz vermoord, op 30 september 1942.
Later kwamen de Nazi’s er achter dat ze die jonge mannen nog wel gebruiken konden. Toen werden ze niet meer allemaal direct vermoord. Mijn tante Liesbeth heeft altijd aangevoeld wat haar kind was overkomen.
+++Na de razzia!
Bij een razzia, wat later in 1942, werd ik door mijn moeder op onderzoek gestuurd. Daar stond ik dan als jong kind tussen de mensen te kijken naar een razzia. Ik zag dat het huis van mijn tante leeg was. Het was dan wel op de tweede verdieping, maar ik voelde dat het huis leeg was, dat mijn tante en mijn nichtje weg waren. Van de omstanders hoorde ik hoe ze mijn nichtje vechtend in de overvalwagen hebben gekregen. Zij had geschreeuwd: ‘Jullie gaan hetzelfde doen als met mijn broertje’. Ze hebben het gevoeld, ze hebben het geweten. Ik was toen volgens mij nog geen 10 jaar oud. Daarna moest ik naar huis om het aan mijn moeder te vertellen.
Mijn tante en mijn nichtje zijn op 10 september 1942 in Auschwitz vermoord.