De oudste dochter van mijn opa en oma was tante Rebecca. Zij is geboren op 19 juni 1894 en altijd ongetrouwd gebleven. Ik herinner mij haar alleen maar van de momenten dat zij met verlof thuis kwam, bij haar vader in de President Brandstraat. In de jaren zo kort voor 1940 was ik vaak bij mijn grootvader in huis.
Mijn tante zat in het Apeldoornsche Bosch. Dat is best een ingewikkeld verhaal. Het Apeldoornsche Bosch was een Joodse psychiatrische inrichting. Mijn tante was daar echter om een heel andere reden. Zij leed namelijk aan fistels waarvoor zij steeds voor behandeling moest naar het ziekenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht (het Nieuw Israëlitisch Ziekenhuis). In verband met een verbouwing van het ziekenhuis is zij toen voor behandeling en verzorging naar het Apeldoornsche Bosch gebracht (samen met een aantal andere mensen).
Daar aangekomen, hebben ze direct haar prachtige krullen afgeknipt, dit tot verbijstering van de familie. Ik weet nog dat mijn moeder toen altijd heeft geroepen dat mijn tante niet gek was. Maar zo ging dat in die tijd als je in de handen van regenten viel.
Leeghalen van het Apeldoornsche Bosch
Het Apeldoornsche Bosch is op 22 januari 1943 leeggehaald. Mijn tante Rebecca is op 25 januari 1943, samen met de medebewoners en personeelsleden in Birkenau (Auschwitz) vermoord. Zij is 49 jaar geworden.
Ik ben meerdere malen bij de herdenking geweest. Ik heb daar een keer iemand aangesproken die als verpleger in het Apeldoornsche Bosch had gewerkt. Ik wilde een bewijs dat er niet alleen mensen met een psychische achtergrond zaten. Maar het antwoord was dat er ‘alleen maar gekken zaten’. Mijn moeder en ik weten echter wel beter. Ik ben daarna nooit meer naar de herdenking geweest.
Lees ook het verhaal van Eli Asser.