De laatste periode van zijn leven woonde mijn opa Gerrit in een bejaardenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht 110 (Het Nederlands-Israëlitisch Oudeliedengesticht). Wanneer hij daar precies is gaan wonen, weet ik niet. (Volgens zijn archiefkaart is hij op 30 augustus 1941 bij zijn dochter Liesbeth gaan wonen. Op 26 februari 1942 verhuist hij naar de Nieuwe Keizersgracht, aanvulling Frits Slicht.)
Het bejaardenhuis zat naast het Nederlands-Israëlitisch Ziekenhuis. Het verzorgingstehuis was voor zowel mannen als vrouwen, die overigens wel apart woonden.
Toen hij naar het bejaardenhuis ging, zijn de kinderen die nog thuis woonden uit huis gegaan. Zij gingen trouwen en/of elders wonen. Een van de tantes ging trouwen en in Hilversum wonen. Een andere tante trouwde en verhuisde naar de Swammerdamstraat 7 twee hoog.
Vanuit dit bejaardenhuis is hij op 3 maart 1943, op 71-jarige leeftijd, ‘weggehaald’. De dag voordat hij werd weggehaald, kwam hij geheel ontdaan bij ons langs. Het was nog erg vroeg, het was ’s morgens om zes uur. Hij vertelde: ‘ze zeggen dat ze het huis zullen leeghalen’. Hij is ’s avonds toch weer teruggegaan, er was niets aan de hand (zo leek het). De andere morgen, om zes uur, hebben ze het huis leeggehaald.
De volgende dag kwam er een man bij ons aan de deur. Hij had een tabakskaart bij zich die hij van mijn opa had gekregen. Er zaten nog bonnen voor tabak op. Hij kwam die brengen voor mijn vader. Deze, voor ons onbekende man, vertelde dat hij naar huis mocht en dat mijn opa hem vanuit de trein had gevraagd: ‘Wilt u dit naar mijn schoonzoon brengen’. Kort daarop, op 13 maart 1943, is mijn opa vermoord in Sobibor.