Ik ben niet religieus opgevoed. Mijn grootouders, zowel van vaders- als van moederskant waren ‘gemengd gehuwd’. Mijn grootvader van vaderskant was protestants, mijn grootmoeder was katholiek. Mijn vader was een filosofisch ingesteld man en verdiepte zich in de stromingen van die tijd. Mijn grootvader van moederskant was joods, mijn grootmoeder van moederskant was protestants.
Mijn moeder was er tegen dat ik op school deelnam aan de facultatieve les over kennis van de Bijbel. Afgezien van het feit dat ik niet-religieus ben, betreur ik dat.
In ons gezin overheerste de joodse tradities, met name de manier van koken..
Ik voel mij zeer verbonden met het Jodendom, echter met heel veel twijfels over wat een Jood is. Het bestaan van de staat Israël is een gegeven voor mij, echter met de nodige kritiek over de gevoerde politiek van de staat Israël.
Wij hadden meer contact met de familie van mijn moeder vanwege het feit dat wij in dezelfde buurt woonden. De broers en zusters van mijn moeder hebben allemaal in meer of mindere mate een belangrijke rol in mijn leven gespeeld.
Een van mijn tantes, Matje Glaser-Pront, is samen met haar man, mijn oom Joseph Nathan Glaser, gedeporteerd. Zij hebben de oorlog niet overleefd. Met een nicht en neef heb ik tot op heden contact, met mijn neef en zijn gezin het meest intensief. Voor mij als enig kind heel belangrijk gezien het verleden dat wij delen.
Samen met een (achter)nicht, een dochter van een neef van mijn moeder, evenals ikzelf enig kind. Wij zijn als zusjes opgegroeid. Zij is met haar ouders tijdens de oorlog ondergedoken. Na de oorlog hebben we de draad weer opgepakt.
Al in 1946 gingen wij naar het ‘buitenland’ naar Engeland. Vele jaren later is zij naar de Verenigde Staten vertrokken. We hebben nog steeds, telefonisch en per e-mail, contact als vanouds.