Mijn grootouders, van moederskant, woonden op de Transvaalkade op nummer 51. Mijn grootvader Abraham Pront was getrouwd met Maria Ponthier. Mijn grootouders hadden zes kinderen, mijn moeder was hun tweede kind. Mijn grootvader een jood, mijn grootmoeder was van protestantse huize. Mijn grootvader was diamantbewerker. In perioden van werkloosheid heeft hij op de markt gestaan (op een markt ten noorden van ’t IJ). Een oom van mij is als er tijdelijk geen werk was in het VAK in Antwerpen gaan werken als diamantslijper.
Het tuintje aan de achterkant van hun huis grensde aan de gemeenschappelijke tuin die niet toegankelijk was behalve voor activiteiten.
Als kind keek ik verlangend naar die tuin waar ik niet in mocht. Ik heb geen herinneringen aan speciale activiteiten vaag herinner ik mij dat er muziek werd gemaakt.
De tuin heeft wel een speciale lading voor mij. In het boek van Ab Caransa beschrijft hij hoe een familie op het Transvaalplein tijdens een razzia kans zag om met hun kinderen langs die weg te vluchten. Zij zagen licht branden in het huis van mijn grootouders en lieten de kinderen bij mijn grootouders achter en verlieten het huis aan de Transvaalkade. Een heikele situatie want mijn grootvader droeg een ster. Hij moest mee naar de Euterpestraat wat hij eigenlijk niet van plan was (een zeer zelfbewuste man). Door tussenkomst van mijn grootmoeder die de zaak suste en besloot mee te gaan, zijn ze de volgende ochtend toen de avondklok was afgelopen, vrijgelaten.
Mijn grootvader had voor de ster gekozen in plaats van voor het alternatief om zich te laten steriliseren.
Vooral mijn opa van moeders kant heeft veel invloed gehad op mijn denken en de manier waarop ik tegen de wereld aankijk. Mijn grootouders hebben de oorlog overleefd.