Voor het uitbreken van de oorlog hing er al een zorgelijke sfeer, mede veroorzaakt door het gekluisterd zijn van de ouderen aan de radio. Als mijn herinnering betrouwbaar is, stond ik als kind van 8 jaar op ons balkon toen de oorlog uitbrak en hoorde de vliegtuigen overkomen en het afweergeschut vanaf de Oostergasfabriek.
Ik merkte aan de reactie van de ouderen dat zij zeer bezorgd waren over wat ons te wachten stond. Toen de beperkende maatregelen voor de Joodse bevolking duidelijk werden, heeft mijn moeder zichzelf en mij gemeld bij ‘de autoriteiten’, zij als halfjood en mij als kwartjood.
Wij hoefden geen ster te dragen. Ga naar de website van het Joods Monument voor uitleg.
Mijn moeder is de hele oorlog aangebleven bij het onderwijs.
Bij de neef van mijn moeder was ik getuige van het opnaaien van de sterren.
Nog steeds is voor mij de Jodenvervolging het belangrijkste aspect van de oorlog.
Als ik ’s ochtends naar school liep, weer leeggehaalde en verlaten huizen (het pulsen). Het beeld van geopende gordijnen waarachter halfgedekte ontbijttafels zichtbaar waren.
Aan de razzia’s heb ik levendige herinneringen. De buurt werd afgezet met overvalwagens waaruit de Duitse soldaten sprongen. Tijdens een van die razzia’s werd er bij ons en bij de bovenburen aangebeld en gevraagd of er Joden woonden.
Onze onmiddellijke bovenburen, een kinderloos echtpaar waar ik op dinsdagavond naar het kinderkoor van Jacob Hamel luisterde, moesten mee. Een navrant detail, mevrouw Viool had haar spullen gepakt en kwam nog even terug en vroeg of zij haar hoedje dat ze bijna was vergeten, mocht halen. Nog lange tijd na de oorlog heb ik van die razzia’s gedroomd.
In maart 1945 trouwde een nicht. Te voet terugkomend van het stadhuis, nam de moeder van de bruid onder haar arm een balk mee uit een verlaten huis om het noodkacheltje te kunnen stoken. Mijn moeder bakte, vanwege de feestelijkheid, op dat kacheltje koekjes van suikerbieten.