Voor de oorlog hadden wij een werkster en hoefde ik niet in het huishouden te helpen. Ik deed wel boodschappen. Bij de melkboer op de hoek van de Transvaalkade en de Hofmeyrstraat en bij het kruidenierswinkeltje van Gerrit Schekman in de Hofmeyrstraat. De winkel van Schekman zat op nummer 40 huis, het gezin woonde boven de winkel. Later werden zij naaste buren op de Transvaalkade 131 één hoog. Onze balkons grensden aan elkaar. Verder op in die straat een bakker, zijn naam weet ik helaas niet meer.
Om de hoek een slager en in hetzelfde portiek de groenteman, als ik mij goed herinner was de naam Doodeman. (Het gaat inderdaad om Andries Doodeman die met zijn winkel in de President Steynstraat op nummer 7 huis zat. Het was overigens een gezin met zes kinderen, de twee jongste kinderen zijn na de oorlog geboren. Na de oorlog is de groenteman naar de Weesperzijde 133 verhuisd. Aanvulling F.Slicht.)
In de President Steynstraat was op de hoek met het plein een drogist en ietsje verder een wat grotere kruidenier. Op het Afrikanerplein een bakker. Mijn moeder was ook klant bij De Samenwerking (de Coöperatie). Dat was een keten van winkels in Amsterdam, voortgekomen uit de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (aanvulling door F.Slicht).
De zuurman kwam eens per week door de buurt omdat Joden op donderdag vis aten (en nog eten). Ook wij aten dan vis. Mijn moeder kocht iedere week; Amsterdamse uien, pekelzuur en olijven. Rond Joods Pasen kochten we bij dezelfde zuurman mierikswortel.
Dat hoorde in de Paastijd bij het eten van matzeballen die in de kippensoep werden meegekookt.
Waar wij de kip kochten, weet ik niet meer. Misschien kwam daar ook wel iemand voor aan de deur. Ik herinner mij dat aan het einde van de zomer iemand langs kwam die appelen verkocht. Hij nam de bestelling op en leverde ze enige tijd later af. Ook de schillenboer kwam aan de deur, niet echt een straathandelaar.