De overvaart vanuit het Flevopark naar het zwembad was alleen weggelegd voor hen die zich een extra uitgave konden veroorloven. De overtocht kostte volgens mij een dubbeltje, voor de jaren dertig best nog een hoop geld. Je moest als kind wel van goede huize komen om dat geld te hebben. Je had overigens wel een kinder- en volwassenentarief. Schipper van Genderen (ik meen dat dit zijn naam was) had naast zijn aanlegsteiger ook een kleine botenstalling. Mijn ouders hadden daar een roeiboot (een jol) liggen.
Zo af en toe mocht ik met de schipper mee overvaren als het erg druk was. Hij haalde dan de centen op en ik hield dan het roer vast. Het pontje was een open boot met een lengte van ongeveer tien meter. De boot was rondom voorzien van banken om de overtocht te kunnen maken. De overtocht naar de westelijke kanaaldijk duurde ongeveer vijf minuten. Naast het zwembad had je een aanlegsteiger die alleen voor het in- en uitstappen was bedoeld. De thuishaven van het bootje, het pontje, was de botenstalling van Schipper Van Genderen zelf.
Schipper Van Genderen is door een Duits militair voertuig op de Zeeburgerdijk dood gereden. Hij was toen op weg naar zijn boot in het Flevopark. Het ongeluk vond toevallig plaats voor de ingang van de Joodse begraafplaats. Daar stond het beheerdershuis van de begraafplaats. Schipper Van Genderen was gedwongen om langs de weg te lopen. Hij had bij een eerder ongeluk een been verloren. Hij kon daarom moeilijk via het Zwarte Weggetje gaan en over het opgespoten land met al die kuilen en hobbels.
Toen dit ongeluk gebeurde stond het huis al leeg. Ook van dit huis waren de bewoners, haast ongemerkt, weggevoerd net als de andere Joodse mensen. Overigens niet alleen Joodse mensen, ik ben zelf in mei 1942 als dwangarbeider afgevoerd.
Lees ook Zwemmen in het Nieuwe Diep.