Engels Voetbal
Als jongens van de hogere klassen van de St. Lidwinaschool speelden we, als het seizoen er was, op het trottoir langs de tennisbaan vóór en na school altijd Engels voetbal. Soms ook tijdens het speelkwartier, al was die tijd vaak te kort om een wedstrijd uit te spelen.
Engels voetbal speelde je met drie kiezelstenen. Die koos je met veel zorg uit. Ze moesten goed over de tegels van het trottoir kunnen glijden, maar moesten ook niet te ver door rollen.
Op het trottoir tekenden we met krijt of met een steen een voetbalveld. De bedoeling van het spel was, dat je met je voet een steen tussen de twee andere door schopte. Raakte je een van die twee andere stenen , of ging jouw steen er niet tussen door dan was je af. Je mocht bij het spel het been waarmee je niet schopte gebruiken als een soort biljartband om de geschopte steen tussen de twee andere door te krijgen, maar je mocht de te spelen steen niet met die voet aan de zij- of achterlijn tegenhouden. Wanneer een steen precies in het doel bleef liggen had je een doelpunt. Rolde die steen door het doel heen, dan gold dat als een achterbal.
Een wedstrijd duurde zolang totdat een van de spelers vijf of tien doelpunten had gescoord. Dat hing af van wat je had afgesproken. Sommige jongens waren bekwame “steenbal kunstenaars” met voetenwerk à la Dennis Bergkamp later.
Menigmaal kreeg ik van mijn moeder op mijn kop, wanneer ik weer eens veel te lang Engels voetbal was blijven spelen op de Linnaeushof en vergat naar huis te gaan.