Toen ik zes jaar werd, ging in naar de President Krugerschool in de Laing’s Nekstraat. Het was een openbare lagere school tot het schooljaar 1940 – 1941. Met ingang van het nieuwe schooljaar mochten er geen Joodse kinderen meer naar gewone scholen. Zij werden verplicht om naar joodse scholen te gaan. Omdat ik een niet-Joodse moeder had, bleef ik op de President Krugerschool. Dit schooljaar was trouwens mijn laatste schooljaar, daarna ging ik naar het voortgezet onderwijs.
Bij mij op school had je trouwens ook een juffrouw De Hartog. Zij woonde bij ons om de hoek, het poortje door, in de Colensostraat. Op een gegeven moment kwam zij niet meer op school. Later hoorde ik dat ze was ondergedoken. Zij heeft de oorlog overleefd. Zij was trouwens lerares in klas vier.
Toen ik in de zesde klas zat, kwam ik bij meester Hunsche, de hoofdonderwijzer.
Je had ook nog en onderwijzer, meester Van Venne, die ‘fout was’, maar het was geen kwaaie kerel.
Na de lagere school ging ik naar de U.L.O (of ULO). De school stond op het Galileïplantsoen. Overigens was deze school geen succes, niet voor mij althans. Ik ging daarna nog naar de Ambachtschool op het Timorplein. Ik spijbelde echter zo regelmatig dat ook dit geen succes werd.
(ULO staat of stond voor uitgebreid lager onderwijs, ook wel bekend onder de naam MULO, de ‘M’ stond voor ‘meer’). Op een gegeven moment werd de term MULO officieel bij wet afgeschaft, maar verdwijnen deed de naam niet. Met de invoering van de Mammoetwet kwam de Mavo in plaats van de ULO. Aanvulling: F.S.)
Na de oorlog ben ik niet meer naar school geweest. Ik wilde gaan werken, iets met mijn handen doen. Ik wilde het liefst gaan varen, maar dat vonden mijn ouders geen goed idee. Ik moest eerst maar eens een vak gaan leren.