Vanaf 1972 wordt mijn werkstudentenbestaan meer dragelijk omdat ik twee zaken kan combineren. Mijn medische studie en mijn plezier in lezingen en lessen geven. Vanwege mijn activiteiten in het Medisch Komitee Angola kom ik in contact met Grietje Grootes, hoofd van de verpleegkundigenopleiding in het Weesperpleinziekenhuis. Zij zit verlegen om een docent anatomie en fysiologie. Daar spring ik meteen op in. En van dan af aan kan ik lesgeven en een redelijk uurloon verdienen. Belangrijk, want een medische studie is op zich al zwaar genoeg.
Niet veel later tipt mijn nicht Hélène, docent verpleegkunde in het Burgerziekenhuis, mij dat er daar ook zo’n docent nodig is. Nou, dan ook daar, waarom niet? En zo sta ik dan in twee ziekenhuizen regelmatig voor de klas. Soms vragen ze me voor hetzelfde uur in de week, maar dat kan natuurlijk niet. Hoofd van de opleiding in het Burgerziekenhuis is meneer Biemans. Als je hem ziet zou hij wel een Iraakse of Afghaanse hoofdman kunnen zijn maar in werkelijkheid is hij heel netjes. Zijn secretaresse is de wulpse Angela met dito kleding en zeer welgevormde benen. Biemans laat een plaat aanbrengen op de achterzijde van haar bureau, dat tegenover het zijne staat. “En leidt ons niet in bekoring…”
Omdat ik als povere student geen telefoon heb, doet zich af en toe een amusante situatie voor. Weesperpleinziekenhuis-Grietje (met wie ik nu nog steeds bevriend ben) komt naar mijn pandje in de Derde Oosterparkstraat 91-1 op de fiets of Burgerziekenhuis-Biemans komt te voet. Om te vragen of ik onverwachts in wil vallen. Omdat ik niet erg matineus ben, doe ik vaak open in hansop. Dan is heel snel omkleden wel geboden. Een enkele keer arriveren ze tegelijkertijd, en dan is het onderhandelen wie mij mag hebben. Ik voel me dan grenzeloos populair.