In 1970 neem ik deel aan een clubje van vier medische studenten binnen de ‘Zomeruniversiteit’, waar onderwerpen worden bestudeerd die niet in het medische curriculum aan bod komen. Onderwerp is ‘Arts en derde wereld’. We komen tot de conclusie dat puur aan medische problemen werken, zonder oog voor de politieke, economische en sociale aspecten in ontwikkelingslanden, vruchteloos is. Een medeclublid en ik besluiten om concreet invulling te geven aan dat inzicht. We zullen het Medisch Komitee Angola oprichten. Dat besluit valt in de Commelinstraat waar ik dan woon.
Na de oprichtingsvergadering in februari 1971, waar onder andere de tweede man van Frelimo in Mozambique, Marcelino dos Santos, bij is, zoeken wij een locatie. En dat wordt een lokaal op de eerste verdieping van de voormalige lagere school op Minahassastraat 1, tot 1976. Daar zitten meer clubs voor wereldverbetering, een populair tijdverdrijf in de jaren 70. Maar het kost ons ook een lieve duit. Want als echte idealisten hebben we een 100%-regeling.
Elk dubbeltje of kwartje dat binnenkomt, gaat in zijn geheel naar de medische diensten van de bevrijdingsbewegingen in de Portugese koloniën. De onkosten hier in Nederland en voor transport dragen we zelf. Dat is pittig voor studenten. Huur, telefoon, portokosten, reizen, kantoorspullen, we hoesten de financiën allemaal zelf op. Voor mij, werkstudent zonder beurs, is het passen en meten. In het komitee zitten kost ons gemiddeld 100 gulden per maand.
Maar we zijn succesvol, In een paar jaar tijd verzamelen we 1 tot 2 miljoen aan geld en goederen per jaar. En de regering-Den Uyl verdubbelt af en toe het bedrag. Tijdens een jaarlijkse actie zijn er weken dat er 60 maal komiteeleden op radio en tv zijn, wij belegeren de media.
Maar helaas, na 1976 zal Angola nog ruim 25 jaar burgeroorlog kennen. En thans zetelt er een corrupt regime.