Chèwere
Bij ons in de buurt liep de zogenoemde chèwereman rond met een chèwereboek, waarin hij een wekelijks bedrag noteerde dat de aangesloten leden bij hem spaarden. De chèwere was een soort spaarfonds. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse chaweriem, dat vrienden betekent. Voor de tegenwaarde van het gespaarde geld kreeg je een week voor het Joodse paasfeest – Pesach – wat je had besteld. Dat waren voornamelijk matzes, kaas, vlees en eieren. De vraag of de levensmiddelen van de chèwereman goedkoper waren dan in de winkel op de hoek laat zich niet meer beantwoorden. Hoewel wij liberaal waren, aten we tijdens Pesach vaak matzes. De matzes waren afkomstig van de firma De Haan uit de Valkenburgerstraat.
Matzes
Als de karren met matzes in de straat verschenen, liepen de Joodse bewoners te hoop om zo snel mogelijk hun aandeel te bemachtigen. Alles verliep echter volgens een van te voren vastgesteld schema. De dozen werden met grote voorzichtigheid behandeld omdat de inhoud kwetsbaar was en niemand een doos wilde hebben met gebroken matzes. In het begin van de paastijd waren matzes een lekkernij, als je ze tenminste at met dik roomboter en witte- of bruine suiker, kaas of eieren. Mijn opoe zei dat ze er zonder beleg geen smaak of lak aanvond. Ze had een methode gevonden om ze met boter en bruine suiker nog lekkerder te maken. Ze brak een klein stukje van de matze af, doopte het in de hete thee of koffie en sprenkelde enkele druppels over de bruine suiker. Daardoor ontstond een dun smakelijk papje boven op de matze. Bij het eten van een matze moest je een bepaalde techniek toepassen zodat de rand niet je mondhoeken beschadigde.
Mijn moeder maakte matzeballen en matzekleizen voor in de soep en kremsjeliesj, fijngestampte matzes aangemaakt met vet, suiker, rozijnen, sukade en amandelen. Ze kneedde ze tot ovale koekjes en frituurde ze goudbruin. Dat was echt smullen.