Ik speelde vroeger veel op straat. We speelden van alles en nog wat, bikkelen bijvoorbeeld en hoepelen. Bikkelen was ook onder een ander naam bekend: pinkelen (zie het verhaal van ies Jacobs: Pinkelen). We hadden ook een Vliegende Hollander, dat was een kar die je met een bepaald mechanisme kon voortbewegen (een heen en weer beweging). Verder gingen we ook wel fietsen (als we die konden lenen), autopetten en ‘beeldentrekkertje’.
Bij beeldentrekkertje stond een heel stel kinderen op een rij naast elkaar. Eén kind stond er voor en trok dan iemand naar voren en zoals je terecht kwam, moest je blijven staan.
Wat ik mij nog goed kan herinneren was het balspel waar je de bal tegen de rand van de vensterbank (bijvoorbeeld) moest gooien. Je moest de terug stuiterende bal opvangen, dat ging ook wel eens mis natuurlijk. We hadden daar een soort aftelrijmpje of liedje bij. Ik ken de tekst niet helemaal (zie hieronder bij de reacties voor een aantal versies) maar het ging ongeveer zo:
Karel één die brak zijn been (op één been gaan staan)
Karel twee ging naar de zee (twee zwembewegingen maken)
Karel drie viel op zijn knie (knie vasthouden en op één been springen)
Karel vier die dronk bier (drinkbeweging)
Karel vijf die sloeg zijn wijf
Karel zes die deed ‘iets’ met de fles
Karel zeven stond te beven
Karel acht die stond op wacht
Karel negen moest zijn voeten vegen.
Overigens weet ik nog wel dat dit liedje ook werd gezongen bij het touwtjespringen.
Touwtjespringen met twee draaiers.
We deden echt heel veel spelletjes samen. Zo deden we veel ‘dievie met verlos’ en een kringspel waarvan de naam iets was met ‘Zuster Anna’. Iedereen deed eigenlijk mee, jongens en meisjes. Ook spelletjes als het spelen met de diabolo, knikkeren en tollen werd veel door ons gedaan.