De trap op
Als je door de buitendeur naar binnen kwam, had je eerst een houten trap. Om naar tweehoog te komen, ging je met een bocht. Je had daar, in die bocht, een raampje. Door dat raampje keek je uit op het binnenterrein. Daarna ging je weer met een bocht verder omhoog naar de derde verdieping. Op elke verdieping had je twee woningen.
In de woning
Na de voordeur had je eerst een gangetje. Aan de linkerkant had je een deur naar de huiskamer. Via de huiskamer kon je naar de keuken. Vanuit de keuken keek je uit op de binnentuin. De huiskamer was eigenlijk wel groot, ongeveer vier bij vier meter. Mijn moeder had daar een bankje staan en een divan. Verder was er een ingebouwd buffetje. We hadden trouwens twee ingebouwde buffetjes, die hoorden bij de woning. Ik weet nog dat, toen ik op een keer mijn tas uit het buffetje wilde pakken, er een muis uit het buffetje sprong. Ik was toen al wat ouder, ik moest naar mijn werk op het atelier.
Het uitzicht
Verder hadden we twee slaapkamers, die zaten in het gangetje aan de rechterkant. Eén van de slaapkamers keek uit op de Retiefstraat, de ander op de Spitskopstraat.
Ook de WC zat in het gangetje. We hadden geen balkon aan de achterkant, ook niet aan de voorkant trouwens. Op de begane grond hadden sommige bewoners aan de achterkant wel een soort platje of platform. Die waren vooral bedoeld voor de winkels. Maar ook die mensen konden niet in de binnentuin komen. De binnentuin was echt een afgesloten gebied, we konden er alleen maar naar kijken.
In de Spitskopstraat zat een groot hek dat met een groot slot was afgesloten. Alleen als er iemand voor het onderhoud van de tuinen kwam, ging het hek open. Dan kwam er iemand met de sleutel langs om het hek te openen.
Naar het volgende verhaal: De toezichthouder van ‘Het Bouwfonds’