Mijn moeder ging met de was naar het washuis van de gemeente in de Fronemanstraat, waar het in een grote zinken bak werd gedaan. Daar had je er een stuk of 8 van, elk staande in een box gescheiden door een manshoge houten wand. Ook stonden er een grote centrifuge en een droogkast, zo groot als een huiskamer. De vrouwen hingen de was op, via een mechanisme ging het de kast in en d.m.v. hete lucht werd het wasgoed gedroogd. Ze stonden daar met een hoofddoek om met de knoop naar voren. Het was er ontzettend warm en er werd altijd druk gepraat.
Later huurde mijn moeder een Hoover wasmachine voor een aantal uren. Die werd langsgebracht op een bakfiets en naar drie hoog gesjouwd .
Voor de wekelijkse wasbeurt ging je naar het badhuis, waar de wachtkamer bijna altijd vol zat. Men kreeg ongeveer een kwartier om zich te wassen en af te spoelen. Als het niet zo druk was lette de badmeester niet zo op de tijd en dat was wel leuk.
Later werd er bij ons thuis een kast uitgebroken naar het toilet zodat er een grotere ruimte ontstond waarin een douche werd gemaakt. De boiler in de keuken bevatte vijftig liter warm water, veel te weinig voor een gezin van zes personen. Als hij leeg was moest je zes tot acht uur wachten voordat de boiler weer gevuld was. Er waren dan vaak ruzies en ik kreeg meestal de schuld dat ik te lang onder de douche stond, maar was het daar nooit mee eens.
Het schaarse toiletpapier was duur en ook nog eens keihard. Daarom gebruikten de mensen krantenpapier. Het werd in mooie vierkante stukjes geknipt en aan een touwtje opgehangen. Maar vóór gebruik moest je het wel eerst door je handen frommelen.
----------------------------
Voor verhaal nr. 6 uit deze serie ga naar
Verkeer en vervoer