De handkar of bakfiets was voor transport van kleinere dingen het aangewezen vervoermiddel. Onder sommige handkarren die zwaar beladen waren liep een trekhond die de persoon achter de kar het werk hielp verlichten. Die beesten waren meestal vreselijk vals. Als je te dicht bij de kar kwam gingen ze grommen en blaffen en lieten ze hun tanden zien.
Vanuit de Bonifatiuskerk op het Kastanjeplein waren wel eens uitvaarten met paard en wagen, zowel de lijkkoets als de volgkoetsen. De lijkkoets zag er indrukwekkend uit, hij was glimmend zwart met guirlandes, vazen en gedraaide poten om het dak te dragen. Ook met zwarte gordijnen en als ik me goed herinner hadden de paarden zwarte kappen op en waren ze zelf uiteraard ook zwart.
Je zag ook wel eens een “mallejan“. Dat was een voertuig met twee hele grote wielen en een vierkante dikke as die werd getrokken door een paard. Onder die dikke as hing met touwen vastgebonden de stam van een boom die zo vervoerd werd, terwijl de rest gewoon over de straat sleepte.
De voddenman haalde voor een paar stuivers per kilo oude kleding op, ook namen ze oude pannen, huisraad of kachels mee. Iedereen vond natuurlijk dat je er te weinig voor kreeg.
In de Transvaalstraat bij de Laing’s Nekstraat was een smidse. Paarden werden daar beslagen met nieuwe hoefijzers, ze stonden in een houten kooi en de smid deed met een grote tang het nieuwe hoefijzer in het vuur. Als het roodgloeiend was klopte hij het in model en ging het bij het paard passen. De rook sloeg van het paard zijn voeten af, maar door het eelt had het dier er geen last van. Ook niet van de knoerten van spijkers die er daarna nog in gingen.
---------------------------------
Voor verhaal nr. 7 uit deze serie ga naar
https://geheugenvanoost.amsterdam/page/19185
Een ouwe kachel en Berliner bollen.